maandag 8 juni 2015

Liefde

Ik lees Het liefdeslied van Queenie, van Rachel Joyce. De liefde die een grote liefde was maar geen liefde mocht zijn. Het parallelle verhaal aan De onwaarschijnlijke reis van Harold Fry. Nu ik dit uit heb wil ik zo het eerste boek weer herlezen, want daar ben ik toch wel veel van kwijt. Deze hoofdpersoon Queenie was de collega van Harold Fry, de boekhoudster, met wie hij jarenlang stad en land klanten afreisde ter controle van de klanten. Hij was een beige muis en zij ook. Zij hield intens van hem. Nooit is die liefde uitgesproken. Hij had een vrouw en een zoon. Die zoon David was ongelukkig, verslaafd, hij stal, gewetenloos. 

Dat David bij Queenie kwam wisten zijn ouders niet. Ook toen hij het huis uit was, ver weg studeerde en nooit meer thuis kwam. En hoe langer zij dat voor Harold verzweeg, hoe moeilijker het was het ooit nog toe te geven. Hij troggelde haar geld af, maakte persiflages op door haar geschreven liefdesgedichten. En toch liet ze hem toe.

Dat David de avond voor zijn zelfmoord in de schuur van zijn ouders nog bij Queenie geweest was, waarna zij hem getergd had weggestuurd. Al die details kleuren het verhaal uit het eerste boek verder in. 

Zij ligt in een hospice, te wachten op haar dood. Ze is al bijna dood, maar de aankondiging van komst van Harold Fry, die ze al 20 jaar niet gezien heeft, houdt haar in leven. Haar en de medepatienten. En de nonnen die hen verplegen. Hij komt lopen, van Devon naar Noord-Schotland, zonder voorbereiding, vrijwel zonder geld op zak. Die verhaallijn, de belevenissen in het hospice, is heel lakoniek en bijzonder.

Het houdt je van begin tot einde in de ban. Zowel het eerste als dit tweede boek. Is het literatuur? Is het een tearjerker? Zou ze dit kunstje nu nog een keer kunnen doen vanuit de optiek van Maureen, de echtgenote?



Geen opmerkingen:

Een reactie posten