maandag 10 maart 2008

Rozen en doornen

Ik was weer naar een koor. Het is ontzettend fijn om naar koren te luisteren. Die stemmen die als het goed gaat zo mooi harmonieren. En het kijken is ook een hele belevenis: een heel andere manier van naar de categorie ‘40up’ te kijken dan op een dansavond als van afgelopen vrijdag. Een koor is ook expressief, maar ingetogener. Al die mensen, die levens, die lijven, die koppen. De stemmen, de halzen, de zondagse jurpjes, de benen, de schoenen... Niemand is doorsnee, iedereen heeft een uitgebotte kop en persoonlijkheid.

Nu was het het koor Sforzato. Stuk of twintig zangers. Het openingsnummer Ingrediente Domino snerpte wat tè, maar daarna konden de sopranen het werk wel aan en heb ik genoten. Vooral ook werd ik ditmaal geboeid door de persoonlijkheid van de dirigent (foto), een beweeglijke lange dunne dansende ijdele theatrale persoonlijkheid, tamelijk aanwezig. Ik was er al een beetje op voorbereid, dat hij bij optredens graag het woord voert.

Kijken naar deze man nodigt uit tot filosoferen over de dynamiek tussen koor en dirigent. Hij kiest de muziek. De opbouw. Hij bepaalt de sfeer en de dynamiek van de stemmen. Hij haalt als het goed is het beste uit mensen. Maar wat hier extra was was dat deze dirigent nogal excentriek was en het koor uit heel gewone mensen bestond, voor zover dat vol te houden is als je net beweerd hebt dat het allemaal zulke eigen persoonlijkheden zijn. Enfin, misschien bedoel ik gewoon de dynamiek tussen een katholieke homo op leeftijd - zo op het eerste gezicht - als leider van een gezelschap hetero’s - zo op het eerste gezicht.

Op grond van 's mans introductie van het lied ‘Contre qui Rose’, een tekst van RM Rilke liet de dirigent even zien dat het niet altijd koek en ei is tussen het koor en hem. Voor wie, roos, heb je deze doornen laten groeien? … Jij roos, verwondt de gene die je verzorgt…’ Ik vond het geen eenvoudige beeldspraak. Wat bedoelde hij te zeggen: verwondt het koor hem, verwondt hij het koor? Verwonden zij elkaar? Was sich liebt...?

In een interview ergens op internet vertelt hij over zijn vakopvatting: ‘De meeste dirigenten hebben een programma van tevoren geheel op een rij. Zo zit ik niet in elkaar. Ik wacht tot het stuk zich aandient. Ik loop er tegenop. Soms loop ik in de stad en is het een soort onvermijdelijkheid in mijn fysiek die me de weg wijst naar de bibliotheek of Broekmans en Van Poppel. Ik pak dan een stapel muziek. Die stapels liggen op alfabet en dan pak ik bijvoorbeeld de 'O', de 'O' van Ockeghem. Daar heb ik wat mee. Misschien zit er dan iets in die stapel. Of ik denk: 'Britten, is een aardige man, wel een goede vogel', maar mijn fysiek kan dan zeggen: 'laat maar, het is te 'british', te dun'. Dat is een bizarre redenering. Later kan ik zo'n stuk toch heel mooi vinden. Het stuk moet goed voelen in mij. Ik luister naar mijn fysiek. Is het goed? Is het heel? Of krijg ik overal rare stromingen in mijn lijf of krampjes? Ik luister niet alleen met mijn oren, maar ook met mijn lichaam. Dat gaat heel snel. Dan kijk ik ook nog of het binnen het bereik van het koor ligt, of het niet te hoog of te laag of te ingewikkeld is. Die vaktechnisch blik is wel ondergeschikt aan die eerste, fysieke blik. Ook ben ik er gevoelig voor of het mooi gedrukt is. Geen tweedehands partituren! Ik kom uit de mode. Ik heb graag nieuwe kleren.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten