zondag 25 december 2016

A27

Geheel onverwacht kuier ik op Kerstochtend ineens met J. van het Oude Tolhuys naar Bunnik en weerom, langs de Kromme Rijn. Het eerste stuk van het pad voert onder langs de A27. Er is nog wel wat afstand en geboomte tussen de snelweg en het riviertje, maar als die weg verbreed wordt binnenkort dan komt die denk ik vrijwel tegen de rivier aan. Dat heeft Den Haag besloten, teneinde die eeuwige files daar op te lossen. Ik ken ze, deze files. Vanwege díe file forens ik nu met de trein. Wat een afgrijselijk idee, de verbreding van de A27, vanaf het natuurgebied.

Op een bord bij Het Oude Tolhuys tref ik een gedicht van ene J. Meulenbelt: 



Rhijnauwen


Moe landschap ligt, door bromfietsen en bussen
vroeg in de zomer al van streek geraakt,
door een te grote stad murw gemaakt,
te welke in de herfstzon langs de lussen.

Van de te kromme stroom, die in de knusse
laaglandelijke rust zijn omloop staakt,
nu wel voorgoed aan lager wal geraakt
met weggetjes en weilanden ertussen.

Dit heet natuur. Hier zou het ware wezen,
aan de moderne mens geopenbaard,
hem drenken aan de oorsprong en genezen.

Ik acht het qua natuur geen stuiver waard,
maar vind het wel, hoe ook de rest mag wezen,
het meest verrukkelijke oord op aard.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten