zondag 7 juni 2009

Seča

De laatste dag (vrijdag) doen we eigenlijk helemaal niets. Hadden we een eerder weg moeten gaan? Is het juist goed om helemaal niets meer te doen? We lezen en tekenen wat en drinken onze zelfbereide Turkse koffie. Tegen vieren zeggen we: misschien moeten we nog even naar een supermarkt, voor souvenirs. Een paar flessen Sloveense wijn, een likeurtje, een jammetje, een olijf-olietje... Was best lekker tenslotte, die Sloveense witte wijn.

En als we dan toch op pad gaan, doen we toch nog maar even de zoutpannen van Seča. Die liggen in het niemandsland tussen Slovenië en Kroatië. We moeten de grens over, Slovenië uit, en dan een grindweg in, vóór je de Kroatische grens overgaat. In het Museum, dat je na ongeveer een half uur lopen bereikt is, zijn foto's te zien van hoe er indertijd zout gewonnen werd. Een fotograaf heeft een familie gevolgd: heel mooi om te zien, soort filmpje.

Deze zoutpannen waren al vanaf de Middeleeuwen een middel van bestaan voor een groot aantal families die in de huizen ertussenin woonden. Sinds een jaar of veertig zijn de pannen en de huizen verlaten, omdat andere zoutwinningstechnieken profijtelijker zijn geworden. Het gebied is nu een natuurreservaat vanwege de watervogels die er voorkomen. In het museum is ook een ingerichte woning van een zoutwinner te zien. Op de bovenverdieping werd gewoond, beneden werd zout opgeslagen. Het ging er aan de ene kant in, via de deur aan de andere kant kon het op zoutschepen in het kanaal overgeladen worden.

Aan de rand van de zoutpannen op het vasteland is een mooi restaurant Ribič, met een heerlijke tuin, waar we ons afscheidseten doen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten