Dacht dat ik vandaag op verjaarsvisite zou gaan, maar dat gaat dit jaar niet door. Zo wordt het een stille zaterdag, een leesdag. Ik lees de nieuwe Vonne van der Meer, Het smalle pad van de liefde, ook gisteren gekocht. Vonne van er Meer las ik nooit, tot vorig jaar toen ik bij het Plein van Siena in de Rijnstraat De vrouw met de sleutel kocht, over een 59-jarige vrouw die na de dood van haar man haar diensten aanbiedt als voorlezer voor mensen die voor het slapen gaan graag voorgelezen worden. Wat een bijzonder gegeven vond ik dat. Vonne van der Meer schrijft over andere werkelijkheden dan je gewoon bent, met een grote aandacht voor details, binnen en buiten de mens.
Een onmogelijke liefde, dat is het gegeven. Twee echtparen met elk twee kinderen en een dramatische geschiedenis. Ze brengen elke zomervakantie bij elkaar door en twee van het viertal worden heel verliefd op. Grote heftige verhouding van drie weken en dan het besluit ermee te stoppen omdat er teveel mensen door geschaad zouden worden. En dan terug naar Amsterdam. De vrouwelijke hoofdpersoon moet ermee in het reine komen. Deze opoffering een plek geven. Ze heeft veel behoefte aan bidden, maar heeft geen geschiedenis met geloof en gebed, en zoekt bij een oudere non weerklank. Het is weer een heel bijzonder boek. Heel intiem, op vele fronten.
Wim Brands praatte vorig weekend in het programma VPRO Boeken met Van der Meer over religieuze queesten als literair thema. Hoewel veel mensen zich daar op de een of andere manier meer bezig houden wordt religie weinig gebruikt als literair thema. Je zou het haast een taboe kunnen noemen.
In die aflevering (tweede helft) interview leest Brands het gedicht 'Op zekere leeftijd' van de Pools-Amerikaanse dichter Czesław Miłosz voor, dat in de roman staat afgedrukt.
Op zekere leeftijd
Wij wilden zonden bekennen en er was niemand aan wie
De wolken wilden ze niet aanhoren, noch de wind
Die een voor een alle zeeën bezoekt.
Het lukte ons niet de dieren te interesseren.
De honden, ontgoocheld, wachtten op een bevel.
De kat, immoreel als altijd, viel in slaap.
Een persoon, ons schijnbaar genegen,
Was niet geneigd te luistsren naar wat vroeger gebeurd was.
Gesprekken met andren, bij wodka of koffie,
Hoefden we niet te rekken na het eerste signaal van verveling.
Het zou vernederend geweest zijn een man met diplima
Per uur te betalen alleen voor een luistsrend oor.
Kerken, misschien de kerken. Maar wat daar bekennen?
Dat wij onszelf ooit mooi en edel vonden,
Maar dat later, op deze plaats, een afzichtelijke pad
De dikke spleetogen opent
En men weet: 'Dat ben ik.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten