Het is alweer drie jaar geleden dat we Neven-en-Nichtendag (van vaderskant) hadden. Nu heeft een van ons een mailtje gestuurd aan alle neven en nichten met de vraag hoe-het-met-ons-gaat. Iedereen begint onverwacht mededeelzaam mede te delen. Heel bijzonder. De gezondheid, het werk, de vrijetijd, de kinderen, de kleinkinderen. Help.
Er was een tijd dat ik een lange time out had met de familie, zo tussen mijn twintigste en mijn vijfendertigste, waardoor ik geen band met de neven en nichten opgebouwd had. Ze waren in mijn gevoel allemaal heel christelijk en ik had een vriendin. Mijn coming out in mijn ouderlijk huis was niet zo fijn verlopen, dus ik besloot ik het hele familiegebeuren maar even op een heel laag pitje te zetten.
De meeste generatiegenoten in de familie kregen echtgenoten en kinderen (en inmiddels kleinkinderen). Ik niet dus. En nog een paar niet, bleek later. Maar in familieverband gaan de gesprekken over de kinderen en de kleinkinderen. En over het werk. Logisch. Maar laten dat nou onderwerpen zijn waar ik niet zoveel over te melden heb. Ik zit er echt mee in mijn maag. Moet ik nu coming out doen dat ik mijn werk kwijt ben? Heb ik daar zin in? Zal ik het verzwijgen? Of is het dan alsof ik me schaam?
Maar de een na de andere mail rolt binnen. Een longtransplantatie. Iemand die in een revalidatiecentrum werkt die overloopt van de COVID-patiënten. Iemand die op een school werkt waarin Coronatijd geen leerlingen zijn. Iemand wiens zoon besloten heeft dat hij de zaak van zijn ouders niet voortzet. Daar kan dan een mailtje over ‘je-werk-kwijtraken-op-je-61e-en-dan’ ook wel bij. Het leven zelf. En dan kan ik ook vertellen over mijn nieuwe leven met de Buurttaxi, de wandelingen, de tekeningen, het koor, de ovenschotels, de oude tantes...
Het is haast een beetje too much. Maar het werkt heel therapeutisch.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten