Vorige week was Bobby nog naar het revalidatiecentrum te Vlaardingen geweest om het zorgplan voor Auntie door te nemen - het idee was tóen dat ze daar nog zo’n zes weken zou blijven - maar dinsdag (eergisteren) begonnen ze te drukken dat Auntie weg moest. Er moesten COVID-patiënten opgenomen worden en daarom moest Auntie naar een andere zorginstelling. Er was al een indicatiestelling - hoppa! - en niets stond haar vertrek nog in de weg. Deze week nog.
Er is ineens ook plaats in zorginstellingen. Ze kan in twee instellingen in Rotterdam-Noord zó terecht. Je durft het niet hardop te zeggen maar dat komt natuurlijk door de COVID-uitbraken. Dus wij naar die zorginstellingen. Beiden hebben een kamertje van 3 x 4 met een ziekenhuisbed en een klerenkast. En dan is er een kleinschalige groep met een huiskamer. Morgenvroeg moet ze verhuizen.
Ik herinner me nog levendig dat we voor Mutti van zorginstelling naar zorginstelling gingen (voor demente mensen) en het overal even afschuwelijk vonden. Daar bracht je je moeder toch niet naar toe? Nu is het geen vraag. Het is duidelijk welke van de twee het wordt, die instelling waar het personeel een uur voor ons uittrekt en alle vragen beantwoordt. It is what it is.
Auntie schrikt nogal als we vertellen dat ze morgen gaat verhuizen. Ze heeft zich helemaal geschikt in het verblijf in het revalidatiecentrum en is blij over de verzorging. ‘Ik weet niet of ik vannacht wel kan slapen’, zegt ze. Maar als we zeggen dat nicht Jacqueline morgen komt om haar tas in te pakken en haar te begeleiden is ze heel dankbaar. We moeten zelf een rolstoeltaxi bellen. Een uur later is Auntie het meeste weer vergeten.
De zuster verklaart bij het afscheid dat er een grote COVID-uitbraak is in een verzorgingshuis in Schiedam. Dat daardoor alles anders is.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten