Naar het Stedelijk Museum in Amsterdam naar de tentoonstelling ‘Chagall, Picasso, Mondriaan en anderen. Migranten in Parijs’. Het Stedelijk heeft uit de eigen depots kunstwerken bijeen gezocht van kunstenaars die in de periode van 1900 tot 1950 naar Parijs emigreerden. Sommigen kwamen voor de vernieuwing in de kunsten, anderen vanwege de politieke situatie in eigen land. Ze waren bij aankomst in Parijs vaak vreemdelingen zonder veel geld die de taal nauwelijks spraken. Migranten noemen we ze, een beladen woord nu. Van beroemde kunstenaars is dat migratie-aspect eigenlijk vrijwel naar de achtergrond verdwenen, omdat ze nu zo iconisch zijn.
Het is een indrukwekkende grote tentoonstelling, samengesteld door Maurice Rummens. Heel verrassend. De tentoonstelling opent met een zaal waar op een wand oude zwart-wit filmbeelden van Parijs in het begin van de 20e eeuw geprojecteerd worden en muziek uit die tijd klinkt. Je ziet de stad en je ziet treinreizen. Maar de periode beslaat natuurlijk veel langer en beslaat grote bewegingen inde wereldgeschiedenis. De eerste Wereldoorlog waarbij ook kunstenaars in militaire dienst gingen, de opkomst van het communisme in Rusland en het nazisme in Duitsland, met alle vluchtelingenstromen en politieke schommelingen van dien en ook grote effecten op de ideeën over kunst. De Duitse bezetting in de Tweede Wereldoorlog en de dekolonisatie daarna. Dat beïnvloedde allemaal het kunstklimaat.
De tentoonstelling is in eerste instantie opgehangen aan de wereldberoemde namen Chagall, Picasso en Mondriaan. Dat zij in hun tijd migrant waren zou je door hun roem zomaar vergeten.
Marc Chagall is geboren in Wit-Rusland en kwam in 1911 voor het eerst in Parijs. Daar voelde hij zich in eerste instantie onwelkom en een buitenstaander, maar als Jood was hij er tenminste geen tweederangsburger, zoals in Rusland met zijn pogroms en verplichte woongebieden. Tijdens WO I en de eerste jaren na de Russische revolutie woonde hij weer een paar jaar in Rusland, maar in 1923 kwam hij opnieuw naar Parijs. Zijn eerste jaren in Parijs had hij een volkskunst-achtige stijl, maar hij wordt beïnvloed door het fauvisme, het kubisme en de abstracte kleurvlakken van Robert Delaunay. Zijn Joods-Russische achtergrond blijft sterk aanwezig. Als hij in de jaren twintig terugkeert naar Parijs conformeert hij zich aan de heersende norm en kiest hij de liefde als onderwerp. Daarmee oogst hij veel succes. Er hangen op de tentoostelling maar liefst 38 van zijn werken en dus ook veel onbekend werk.
Pablo Picasso, geboren in Malaga en opgegroeid in Barcelona, trok rond 1900 voor het eerst naar Parijs. Hij vestigde zich in Montmartre en schilderde wat hij tegenkwam: armen, prostituees, straatcircusartiesten. Hij kende de taal en de cultuur niet goed, maar keek zoveel mogelijk kunst. Om op te vallen koos hij voor het radicale modernisme en experimenteerde met kleuren, materialen en afwijkende perspectieven. Maar altijd bleef hij zijn Spaanse wortels trouw. Het modernisme bood kunstenaars toegang tot ambitieuze kunsthandelaren, invloedrijke critici en een internationale kring welgestelde verzamelaars.
Piet Mondriaan uit 'ons' Amersfoort verhuisde rond 1912 naar Parijs waar hij zich onderdompelde in de experimenterende avant garde. Hij voelde zich een echte Parijse kosmopoliet. Zijn abstracte beeldtaal van rechte lijnen en vlakken was voor hem universeel en vergelijkbaar met het ritme van de moderne grote stad. Hij verkocht weinig werk maar had wel veel invloed op andere kunstenaars. In zijn vele brieven schreef hij vrijwel niet over cultuurverschillen en sociale ongelijkheid en uitbuiting. Hij had een vriendelijke, tamelijk conventionele kijk op Parijs.
Zoals gezegd is de tentoonstelling echter veel en veel breder dan deze drie. Er hangt werk van circa 50 beeldend kunstenaars, fotografen en grafisch vormgevers. Veel onbekend werk van best bekende namen, dus een feest van ontdekkingen.
Er hangt relatief best veel werk van vrouwelijke kunstenaars zoals de Russische avant-gardistes Natalia Goncharova en Sonia Delaunay, de Duitse Germaine Krull en Paula Modersohn-Becker, de Britse Marlow Moss, de Zwitserse Sophie Taeuber, de Nederlandse Jeanne Bieruma Oosting, de Algerijnse Baya Mahieddine, om er maar een paar te noemen. In de jaren tachtig en negentig, toen ik mij als beginnend publiciste richtte op vrouwelijke schrijvers en kunstenaars, kocht ik van en over al deze kunstenaressen al boeken en catalogi. In die zin is de tentoonstelling ook een feest van (h)erkenning.
We vinden ons tijdgewricht nu zo ongemakkelijk en onrustig, maar dat was natuurlijk in de vorige eeuw niet anders. De voortdurende grote omwentelingen in de wereld, zo ook de strijd voor de dekolonisatie na de Tweede Wereldoorlog, hadden hun weerslag op samenstelling van de bevolking van Parijs. Er bleven en blijven mensen komen: uit Afrika, Zuid-Amerika en het Midden-Oosten. Dat heeft zijn weerslag op het kunstleven, waarin witte mannen dominant zijn. Zij spelen in de tentoonstelling maar een kleine rol, maar het is belangrijk dat ze aanwezig zijn en het smaakt naar meer.
Kortom: een tentoonstelling om uren te dwalen. Een feest van erkenning en ontdekking.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten