Het is donderdag, we gaan weer naar Auntie. Ze is inmiddels 97 geworden en eet weer als een bootwerker, is de waarschuwing van de medemantelzorgers op de mail. We nemen een grote appelflap mee van onze buurtbakker. Die neemt ze heel heel gretig in ontvangst. ‘Sorry dat ik zo gretig ben’, zegt ze nog, ‘maar ik heb nog helemaal niets gehad. Er komt hier helemaal niemand.’
Ik naar de Lidl (haar buurtsuper) voor nog wat meer voeding: bruine boterhammen, flinterdunne vleeswaren, havermoutpap, en mini-salamiworstjes. ‘Òòòh!’ roept ze met betrekking tot die mini-salamiworstjes, precies zoals Schoonmama dat deed. ‘Òòòh!’ Ik snijd vijf miniworstjes in kleine stukjes, maar kauwen blijkt geen probleem. Ze eet de stukjes allemaal op.
We vragen haar naar haar werk ooit, bij de kapsalon aan de Schiekade. Als ze over vroeger vertelt leeft ze helemaal op. Daar was ze manicure. Daar had ze voor doorgeleerd. Maar de man van de eigenares, die was nogal dol op haar, en op een dag had hij haar in de keuken gezoend. Ze was de keuken uit gevlucht en had het nooit aan iemand verteld. Dit was voor het eerst dat ze het vertelde. #MeToo in de jaren vijftig.
Ik laat haar mijn nagels zien voor manicure-advies. Onmiddellijk een kennersblik in haar ogen. Véél te kort, zegt ze resoluut, véél te kort. Laat eerst maar eens groeien, dan zien we wel verder.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten