We doen een rondje noordwaarts. Langs De Slufter en de vuurtoren, De Cocksdorp, langs de Waddenkant en dan door de polder terug. Twintig graden is het niet, zoals in de rest van het land, maar je kan wel ineens zonder jas fietsen. Texel is mooi. Ik denk dat het hier zomers héél druk is.
Ik heb altijd een vooroordeel over Texel gehad. Ik denk dat dat stamt uit de tijd dat ik puber was en wij jarenlang wekenlang naar Vlieland op vakantie gingen. En als je van Vlieland was, dan was je niet van een ander eiland, en zeker niet van Texel dat maar 20 minuten varen is en waar auto’s naar toe mogen. Later dacht ik dat Texel een eiland is vooral voor heel veel oudere mensen die daar lekker kunnen fietsen. Wat ook wel zo is.
De keren dat ik er was - ik herinner me twee keer een lang weekend - heb ik waarschijnlijk veel gewandeld, ik heb nooit sightseeing gedaan. Zelfs aan Den Burg, toch het magisch centrum van Texel, waar we gisteren een portie kibbeling aten en de boekhandel bezochten heb ik geen enkele herinnering. Nu lijkt het me heel gezellig.
Ik zie vandaag voor het eerst de vuurtoren van Texel. Op het noordpuntje. Mooi plekje. Groot strand. Uitzicht op Vlieland.
We zien ook diverse vogelgebieden. We zien een goudfazant op 1 meter afstand en we zien lepelaars. Een echtpaar juicht naar ons en wijst: ‘Daar zijn lepelaars!’ Even later zegt de vrouw verontschuldigend achter haar mans rug om: ‘Hij houdt nogal van lepelaars...’ Het is een beetje een Peter van Straaten-tafereeltje.
Bij de vuurtoren is een restaurant (take away) mey een straf Corona-beleid. De mensen zijn getergd, aan beide kanten van de toonbank. Wij scoren toch een koffie en gevulde koek voor 12 euro. Nog nooit had ik zo’n dure gevulde koek.
Het laatste stuk fietsen we - om een stuk af te snijden - een rechte weg schuin door een polder richting de Koog. 7 km immer gerade aus met steeds hardere en koudere wind tegen en nergens beschutting. Dat is een foutje. Maar dan ben je des te blijer als je weer bij je boshuisje bent.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten