Ik weet nog goed dat het een grote schok toen ik vorig jaar februari ineens niet meer naar de handtherapie mocht. Een half jaar lang was ik daar drie keer per week geweest met de dystrofie in mijn rechterhand na de gebroken pols. Nu heb ik al een tijdje een zere elleboog en arm en pols. Dus maar weer een afspraak gemaakt. Kom ik weer bij Moris, de fysiotherapeut. Het ‘wrede meisje’ (de ergotherapeute) zie ik ook nog even. Há! zegt ze. Wat zit je haar leuk! Dat we elkaar nog herkennen met mondkapje om.
Ik kom vanwege een zere tennis-elleboog maar wil hem toch ook even naar mijn hand laten kijken. Die is toch niet helemaal goed nog na de polsbreuk. ‘Een koetsiershand!’ zegt hij. Verkleefd bindweefsel. Daar kun je niets aan doen. Vooral niet aan gaan rekken en strekken, dat maakt het nog erger. Het kan gebeuren dat je vingers helemaal krom groeien, dan moet het geopereerd. Dat is ook niet fijn.
De telefoniste had ook vast een afspraak met een ergotherapeute ingepland. Waarom? vroeg ik. Dat is protocol, zei zij. Wat doet de ergotherapeute, vraag ik dus aan Moris. Die maakt een brace, zodat je je arm niet strekt. Is dat nodig? Hij mag dan denk ik geen Nee zeggen, maar wel heeft hij de afspraak uit de agenda gehaald.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten