Ons tweede adres deze vakantie is in de vallei van Agaete, aan de noordwestkant van Gran Canaria. Aan de Oceaan. Omdat het nogal een tocht is bedenk ik dat we vanuit St Lucia wel via bergweggetjes recht naar het westen kunnen rijden en vandaar langs de oceaan omhoog, vooral dat laatste stuk schijnt práchtig te zijn. Op de kaart die ik bekeken had ging het om gele weggetjes, maar op een Duitse kaart staan ze als witte weggetjes, ontdek ik onderweg.
Kortom: het is adembenemend prachtig maar ook af en toe misselijkmakend, zo avontuurlijk. De weg is één auto breed. Scheert langs diepe ravijnen en heeft vrijwel geen vangrail. Omdat ik al twee dagen heb gereden rijdt Bobby vandaag. Kun je alsjeblieft wat zachter? vraag ik om de haverklap terwijl hij toch maar 40 rijdt. De route gaat dus naar Puerto Aldea de St Nicolas, waar ik mij voorstel dat we feestelijk gaan lunchen met een visje. Men stelt zich wat voor. De weg duurt twee uur, ik ben kotsmisselijk van de bochten en de hoogtevrees. Wanneer we eindelijk bij het haventje aankomen stormt het nogal. Eigenlijk moet het haventje nog ontwikkeld worden, vrachtwagens met stenen zijn daartoe een stenenstrand aan het storten. We eten een visje. We hebben uitzicht op de oceaan, op Tenerife. Deú enge weg is alweer bijna vergeten. Dit is een prachtdag.
Een vakantie als deze is wel voortdurend je verwachtingen aanpassen, zeggen we nog.
En als we door zullen, noordwaarts, 15 km langs die adembenemende route langs de Atlantische Oceaan, ik houd mijn hart alweer vast, staat er een bord dat de weg in kwestie afgesloten is wegens een steenlawine. Wat nu. Er is geen alternatief. Het is hier bijzonder onherbergzaam. We vragen bij een benzinepomp. Nee, zegt de pompbediende, u kunt er echt niet langs. Een lawine. Niets aan te doen. De keuze is eerst langs die enge smalle bergweg terug, en dan nog twee keer zo ver langs even enge weggetjes noordwaarts. Dat is vast wel vier uur. Of naar het zuiden naar Mogan en daar de snelweg pakken en dan Gran Canaria via alle toeristeorden en de randstad aan het noordoosten rond Las Palmas driekwart rond. Dat zal zo'n 2,5 uur duren. Met een dun stemmetje zeg ik dat ik - hoe erg ik het ook is - en hoe erg ik me ook schaam voor die hoogtevrees - de 2.5 uur snelweg prefereer boven vier uur doodsangst.
We doen het allemaal. We zien het hele eiland. Wat een uiteenlopende sferen heeft het. Die grootstedelijke agglomeratie rond Las Palmas waar we over de onbegrijpelijke snelwegen scheuren is ongelofelijk.
En nu liggen we bij te komen in een mooie hotelkamer prachtig heel deftig koloniaal landhuis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten