Twee mevrouwen gaan naar de gymnastiek. Voorlopig voor het laatst, rapporteren ze als ik ze weer naar huis rijd. De gymnastiek durft het niet meer aan. Normaal gaan ze samen in de auto, maar nu apart. ‘Bel me maar als je om een praatje verlegen zit’, zeggen ze tegen elkaar ten afscheid.
Een mevrouw gaat naar het groot winkelcentrum voor boodschappen. Haar buren en haar kinderen willen haar helpen, altijd, maar liever doet ze zelf. Zolang De Buurttaxi nog rijdt kan ze het zelf doen.
Een meneer gaat naar de kapper, dat is wel nodig ook, en voor ik hem terugrijd haalt hij nog snel even een tas vol verse vis bij de visboer.
En een mevrouw gaat weer naar de bridgeclub die net weer begonnen was. De bridgeclub was elke week, maar de groep in in tweeën gesplitst en nu eens in de twee weken. Ze zitten aan grote tafels heel ver uit elkaar. Ze hoopt dat het doorgaat.
Raar gevoel is het, alsof iedereen zijn adem inhoudt voor als de nachtmerrie weer begint, maar zo ver is het nog net niet.
Ik vind het raar beleid: de passagiers een mondkapje op en de chauffeur mag het zelf weten. Het mondkapje beschermt toch de ánder, niet jezelf. Als wij als organisatie de mond vol hebben over onze zorg voor de kwetsbare medemensch dan moeten toch juist wij dat mondkapje voor doen. Laten we hopen dat de politiek snel besluit ze te verplichten, dan zijn die discussies tenminste over.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten