We gaan een eindje fietsen en Bobby wil graag het Gagelbos / Noorderpark eens leren kennen. Het is een beetje een raar natuurgebied boven Overvecht dat uit een rijtje grote landbouwpercelen bestaat, waarvan er een paar als park zijn ingericht en een niet. Ik stel mij een onwillige boer voor die zijn land niet wilde verkopen, maar dat kan ik niet hard maken, dat heb ik niet uitgezocht. Maar daardoor zijn er aan de westkant alleen maar lange rechte fietspaden, vrij eentonig en fantasieloos. Leg dat maar eens uit. Aan het begin van het park staat een kaart van het gebied, dus daar probeer ik het hem uit te leggen.
Onze tocht eindigt aan de oostkant van het park, waar meer reuring is met een Fort, een forellenvijver, moestuinen, een minicamping, een zwemvijver, een skate-parcours en wat al niet. Eindeloze luchten. We drinken wat op het terras van de visvijver, die ook goed is voor veel bijzondere types.
En dan ineens ben ik mijn iPhone kwijt. Die zat in de achterzak van mijn spijkerbroek. En die zit daar niet meer. Misschien ligt-ie nog thuis, sust Bobby, dus we fietsen gauw naar huis. Nee hoor, geen telefoon. Wat is dat een stress: telefoon kwijt.
Dus ik bel mijn eigen nummer en een man neemt op. Buitenlands accent. Ja, gevonden. Ik mag hem halen. Drie keer moet hij de straatnaam Nigerdreef uitspreken voor ik hem versta. Dat is een straat van Overvecht met zo’n enorme vreselijke flat. Een van de ergste. En die wordt momenteel gerenoveerd. Aardgasvrij. Ik moet maar bellen als ik er ben, dan komt hij wel naar beneden. Dus ik weer op weg, Bobby’s oude Nokia mee. Daar kan ik dan mijn nummer nog een keer mee bellen.
Uit een bouwlift stappen twee engeltjes van meisjes, voor hun pappie uit. De telefoon had hij gevonden op de grond bij het infobord bij het park. Ik dankbaar, en in het kader dat ik vind dat de eerlijke vinder beloond mag worden wil ik hem een briefje van 20 euro geven. Ik vind het ook een beetje veel, maar ik heb niet kleiner. De man weigert beslist, maar de dochtertjes roepen enthousiast: ‘Wij willen wel geld!’ En dan vindt hij het goed dat ik het briefje aan het oudste meisje geef. ‘We kopen er wat lekkers voor’. Als ze teruglopen naar de bouwlift hoor ik het kleinste meisje dreinend roepen: ‘Ik wil óók geld!’ Achteraf denk ik dat het misschien Syriërs waren, want voor een Marokkaanse man van in de dertig sprak hij wel erg slecht Nederlands. De dochtertjes spraken wel goed Nederlands. En zo is er weer een mooie dag voorbij. En mijn telefoon is terug.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten