Ik heb weer een afspraak met de UWV-trainer die mij uitleg gaat geven van de uitkomst van de competentietest die ik vorige week gedaan heb. Nou ja, uitleggen. Hij legt mij een stuk of vijf pagina’s met blauwe staafdiagrammen over mijn kwaliteiten voor en vraagt of ik me erin herken. Het is allemaal nogal veel. Net als die test zelf uit nogal veel vragen bestond waarbij veel herhaling. Jammer dat je zo’n internettest niet kunt terugkijken.
Zoals bij alles wat het UWV aanbiedt is de gesprekspartner ook vandaag weer totaal een zénder. Goedbedoelend, gaan we maar vanuit, maar weinig wederkerig. Ik breng in dat het mij allemaal niet zoveel zegt, al die honderd eigenschappen en mogelijkheden. Dat ik het invullen van zoveel vragen en nu het lezen van zoveel uitkomsten een beetje vervreemdend vind, en waarom hij niet eventjes vraagt hoe ik de test vind. Of hoe het met me gaat. Of ik nog gesolliciteerd heb. Ofzo. Maar het is de beste test in zijn soort! Zegt hij weer.
Dat de uitkomsten me niet zo verbazen, zeg ik, omdat ze tenslotte gebaseerd zijn op wat ik zelf heb ingevuld. Maar dat ik bij de helft van de vragen weet-ik-niet heb ingevuld. Dat ik zelf echt wel weet wat ik wel en niet goed kan. Dat ik mijn eigen vak goed kan en dat van andere beroepen niet weet. Hij ziet nu twee perspectieven voor mij voor zich: als ‘leidinggevende’ of als ‘medewerker bij een commissariaat’. Hij maakt wat aantekeningen voorin mijn het UVW-dossier (‘daar gebeurt verder niets mee maar het is nogal een dúre test, dus dat moeten we verantwoorden’) en dat was dat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten