Tegen elven belt de Buurttaxi dat ik vanmiddag eigenlijk niet nodig ben, er is niet zoveel vraag naar ritjes. Ik ben zo teleurgesteld dat hij maar de ándere chauffeur afzegt. Dus ik mag alle middagritten in mijn uppie. Halen en brengen.
De ritten zijn bijzonder geanimeerd. De dames moeten achterin zitten, en ik heb vochtige schoonmaakdoekjes van de Lidl op het dashboard liggen, voor de hygiëne, en we hebben veel te praten. De mevrouw die elke maandag haar zwaar demente echtgenoot bezoekt zegt dat zij ongeveer de enige is die daar op bezoek komt. Bij de meeste medebewoners van haar man komt niemand meer.
De mevrouw die haar vriendin met CVA twee keer per week bezoekt (en de CVA-vriendin komt een keer per week een dag naar huis) is heel blij met mij en heeft een bosaardbeienplantje voor me gekocht. Een mevrouw heeft boodschappen gedaan bij supermarkt Hoogvliet, daar wordt volgens haar minder gehamsterd dan bij AH. Een mevrouw naar en van de orthopeed. ‘Ja ik ga toch maar.’ Zij vertelt in een kwartier over haar leven: ze was in haar werkzame leven lerares Frans in Bilthoven-noord en ze komt uit Brabant/Helmond. Utrecht is niet eenvoudig voor een Brabo.
In haar buurtje in de componistenwijk hangt een heel bijzonder sfeertje. De zon schijnt vrolijk, al het lentegroen ontluikt al en overal zijn vrolijke kinderen op straat, die vanwege het Corona-virus niet meer naar school mogen. Er hangt een Toespraak van de Minister President in de lucht. Wat Gaat Hij vertellen? Bij mij in de straat zijn alle jonge ouders thuis gebleven en zij spelen met hun engelachtige kindjes op het achterterrein van ons huis. Alles even schijnbaar paradijselijk. Maar het is een gewone doordeweekse maandag. Wat hangt ons boven het hoofd?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten