zondag 24 juli 2016

Avontuur

Bobby heeft een grappig boekje mee: Was ik in vredesnaam maar thuisgebleven. De verschrikkelijkste reisverhalen van hier tot Harare. Het zijn verhalen over de ongemakkem van vakantie. Dat we op reis gaan en in stomme huisjes met slecht werkende electra en sanitair gaan zitten, om maar niet te spreken van het ongedierte. En dan hebben we ook nog elkaar: hoe we elk op het ongemak reageren. En dan weer op elkaar. Hoe we uit een leven zonder de dagelijkse ingesleten gewoonten 

De grootste belevenissen zijn natuurlijk niet de Tara-bridge en de top ('kuk' heet dat hier) de berg Savin van een of andere berg: die beleven we met elkaar, zegt Bobby. Uiteindeliijk grijnzend. 

Gisteren hadden we een parkee-avontuur. Ik had in de wintersportplaats Zabljak waar wij verblijven de huurauto net buiten het rommelige centrum naast een flat geparkeerd. Maar alles is hier een beetje anders - zootjes-achtiger - dan wij gewend zijn - er waren teveel auto's om mij heen geparkeerd en ik kon er niet goed meer uit. In een VW Polo heb je geen goed beeld van de omgeving van de auto, dus ik vraag Bobby uit te stappen en mij te helpen de Polo uit de situatie te manoeuvreren. Hij vindt dat ik iets stoms doe en ik vind van niet, en ik ben van ons de meest ervaren rijder, en zo hebben wij van het ene op het andere moment de poppen aan het dansen. We praten wel twee uur niet met elkaar. Ieder diep beledigd. 

Om mijn gelijk te halen rijd ik er 's avonds weer naar toe en parkeer ik de Polo op precies dezelfde wijze, om ter plekke en in allle kalmte de situatie nogmaals te bespreken, maar nu buiten de auto. We begrijpen elkaar, we beloven de volgende keer wat rustiger te te reageren, de vrede is weergekeerd, en we gaan lekker dikkedakken in restaurant Durmitor met uitzicht op de Polo. Daar zien we hoe de Polo helemaal vastgeparkeerd wordt door Servische Mercedessen. Daar komen we nooit weer uit! Straks moeten we lopend naar onze camping. 

Vandaag hebben we ook weer zo'n akkevietje. Bobby wil steeds toppen beklimmen en ik heb hoogtevrees. Vroeger had ik dat niet, maar nu wel. Het is heel erg. Het niet weg te redeneren of met grappen te relativeren. Dus. Hij heeft in een gidsje gelezen zat je diep in het Durmitor Nationaal Park met de auto naar een berg kunt rijden en dan die top gemakkelijk beklimmen. De Kuk Curevac. Het weggetje ernaar toe staat vrij onduidelijk op de kaart. Het is onduidelijk is of het asfalt is of een grind-weg. De autoverhuurders in dit soort landen zeggen dat je met dit soort autootjes niet van het asfalt af moet gaan. Voor de grindwegen in de bergen heb je - zeggen ze -  een four wheel drive nodig. Maar Bobby denkt daar anders over. Die vindt een VW wel een betrouwbaar merk. Ik zie ons al vast staan, hoog in de bergen, geen bereik met de telefoon. Kortom: stof te over voor nieuwe geheenenweer. 

En dan die berg! Het is zo'n twintig minuten klauteren langs vlak een steile wand en het zweet gutst over mijn lijf en leden. Ik verstijf. Mijn stappen worden steeds onzekerder, ik ben als de dood dat ik struikel. Voor wiens plezier doe ik dit? Vlak voor we de definitieve top bereikt hebben is het echt genoeg geweest, ik wil weer terug. De afspraak is dat Bobby dan mee teruggaat. Maar hij wil zo graag naar de top. En dan haat ik mezelf. En hem. En als we dan beneden op het bankje bij de Polo ons slokje water drinken, dan is iedereen weer kalm. 

Ik ga dat boekje Was ik in vredesnaam maar thuisgebleven ook maar eens lezen.

Geen opmerkingen: