Het rommelt in de verte, maar dat negeren we. We hebben de hele dag gelezen, getekend en knus geknoedeld, zullen we niet een wandeling in het Durmitor National Park maken? Niet zo'n lange. Als we aankomen rommelt het harder. Maar we gaan toch. Bobby is zijn wandelgidsje en de plattegrond vergeten. Maar hij wil toch. Dus we gaan. De markeringen van de wandelingen lijken op verboden-in-te-rijden-borden: een wit rondje met een rode rand. Het pad kronkelt door een dicht begroeid bos langs een beek. Het gaat steeds harder onweren en het flitsen neemt ook toe. Ik wil eigenlijk wel weer terug, zeg ik na een uur. Bobby vindt mij geloof ik wel weer een beetje kinderachtig, maar hij zegt er niets meer over.
Du moment dat we de terugtochnaanvaarden begint het me toch een partij onweren, te gieten, te bliksemen en te hagelen. Binnen de kortste keren zijn we tot op het bot doorweekt. Hoe past dit avontuur nu in dat boek Was is ik vredesnaam maar thuisgebleven, vraag ik. Nou, dat we niet naar de weersverwachting kijken, niet de op buienradar, dat we de kaart vergeten, en dat we dan weer een avontuur van jewelste beleven. Ook de dure wandelschoenen zijn helemaal zeikenat.
Eenmaal thuis hang ik de kletsnatte kleren maar in de wind. En proppen we handdoeken in de doornatte schoenen. Op hoop van zegen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten