Ik zit op bezoek bij Hilda, de zus van Marg, om nog wat spulletjes te halen uit de boedel, belt net haar dochter. Margs lievelingsnichtje. Met het nichtje had ik voor de uitvaart de foto’s uitgezocht. Zaterdag heeft de familie Margs huis leeggehaald en de sleutel bij de woningbouw ingeleverd. Hilda en haar dochter hebben allebei hun huis nu vol staan met Margs spullen. Ik krijg Margs idioot grote varen die ik altijd zo prachtig vond, maar veel te groot, en een schilderijtje. ‘Ik heb Lucie op bezoek’, zegt Hilda tegen haar dochter. ‘Ja, Lucie Lucie. Lucie van Marg.’
Het nichtje had de afgelopen dag zitten lezen in dozen met papieren van Marg en was daarin dit vers tegengekomen, dat Marg en ik blijkbaar hebben geschreven in 1979. Ze leest het voor vanuit Amsterdam-Oost. Ik was het vers helemaal vergeten, heel vaag komt het me bekend voor. Beetje grof wel, ik moet wel lachen om de opstandige adolescenten die we waren. En heb ook de neiging om ‘sorry hoor’ te zeggen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten