Weer naar Auntie. Ze heeft enorm veel lippenstift op. 'Daar houd ik nogal van'. Verder is ze is niet zo fleurig als vorige week. Ze heeft nog steeds pijn aan haar schouder maar: ‘Als jij er bent is het zo weg’.
Ze doet verhalen over de medebewoners en de verzorging. Zo vertelt ze dat ze op een nacht naar de wc moest en toen had ronddwalende Ton haar kamerdeur dicht gedaan en kon ze haar kamer niet meer in. In de nacht in dat stille huis waar niemand was, buitengesloten uit je eigen kamer, dat vindt ze maar niets. Ze is van plan binnenkort een eigen sleutel te gaan vragen.
Ze vraagt nog naar het ziekenhuis en het revalidatiecentrum, want daar had iemand wat over gezegd en ze kan zich daar niets meer van herinneren, evenals haar eigen flat, dat zegt haar ook niets meer.
Mag ik een foto van u maken, vraag ik. Eerst voelt ze er niet voor, maar dan doet ze haar charmerendste lach op. Ik laat 'm zien. Zelf vind ik het een prachtig portret. Maar zij zegt: Ik kan er niet aan wennen dat ik er zo uit zie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten