Het is weer een bijzondere taxi middag. Een mevrouw moet ik bij een mij onbekende fysiotherapeut halen en ik kan het adres niet vinden. Het huisnummer is een gebouwtje in een plantsoen dat geheel door groen is omgeven en niet zichtbaar vanaf de straat. De mevrouw staat er in de gietende regen en ziet mij aan komen rijden en zoeken. Vréselijk. Zij denk dat ik weer wegrijd en de fysio is dicht. Zij was de laatste klant. Maar ik vind haar en lever haar veilig thuis af. Daar krijg ik een hand op mijn arm, bedankt-dat-je-zo-lief-was.
Dat gebeurt me vandaag nog een keer, van een negentigjarige mevrouw die steeds meer de kluts kwijt raakt. Ze laat me het schriftje zien met haar To-Do lijst. Kapper bellen, staat erop. Dat had ze gedaan, maar toen was ze vergeten de Buurttaxi te bellen. Dat overkwam haar steeds vaker. ‘U moet niet zo kwaad zijn op uzelf’, zeg ik, ‘u kunt er toch niets aan doen!’ zeg ik. Vandaag komt alles goed, ik kan haar gewoon brengen en halen. Maar ze kan er niet over uit. Haar kleindochter had tegen haar gezegd: ‘Omaatje! U moet wel goed opletten!’ Bij het uitstappen weer een hand op mijn arm: ‘Dank je wel dat je zo lief bent.’
Ik moet denken aan de keer dat ik een nieuwe chauffeur inwerkte, vier uur lang, en wij te spreken kwamen over ons voorbije werkzame leven en wat je er aan mist. Dat hij toen zei: 'Dat ik heel belangrijk was.' En dat ik toen zei: 'Wat is belangrijk? Ervaar maar eens hoe belangrijk het is dat je de mensen van A naar B brengt.' Dit was zo'n middag.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten