Dit boek ligt al weken klaar om gelezen te worden: 'De stille stem. Niet-weten als levenshouding' van Jan Oegema. Ik zag het liggen bij De Nieuwe Boekhandel in Bos & Lommer en kocht het bij Van Pampus. Ik noem maar altijd even de naam van de winkels erbij om iedereen eraan te herinneren dat je je boeken ook bij de boekwinkel kunt kopen. Ook online.
Raar, ik wilde het meteen hebben, omdat het thema me aanspreekt. Maar elke keer als ik begin raak ik verstrikt in de tegenstrijdigheid van het boek. Oegema heeft het over niet-weten als levensstijl, over de stilte zoeken, de intuïtie, beeldende kunst, muziek, het woordeloze, maar tegelijkertijd stort hij boekenkasten vol kennis over je uit, van denkers en dichters en religies die zich over stilte en intuïtie uitlaten.
Één gedicht van Emily Dickinson zegt meer dan zo'n heel boek.
Toch probeer ik het le lezen, stukje bij beetje, en word ik soms toch wel weer wel gegrepen, bijvoorbeeld door het hoofdstuk over de quakers, die een religie aanhangen zonder theologie, zonder rituelen, zonder beelden, die de stilte als centrum kiezen. Hun manier van vergaderen is ook intrigerend: men zwijgt, en spreekt pas als er iets uit het hart / de ziel omhoog komt. Er is geen discussie.
Maar als je mocht concluderen dat Oegema de quakers als voorbeeld heeft, dat dan weer niet, want die waren/zijn wars van beeldende kunst en humor.
Aan de ene kant denk ik dat Oegema en ik heel ver mee kunnen gaan met elkaar, en dat hij mijn bezwaar tegen zijn boek erkent en misschien zelfs wel deelt. Maar ik blijf ambivalent. Zal ik op deze stille Tweede Kerstdag stil zijn en het allemaal even niet weten, of zal ik lézen over stil zijn en het allemaal niet weten? Heb je een theoretische basis nodig voor stilte?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten