Eergisteren wilde ik nog niet ‘zielig’ genoemd worden, maar inmiddels vind ik het zelf nu ook. De dagen zijn heel lang als je niks kan. De boterham is de eerste uitdaging. Boter smeren kan ik niet links, ik kan geen kaas schaven, ik kan geen tomaatje doorsnijden. De grens wat met rechts mag doen is als het pijn doet. En alles doet pijn, dus mag niet. Het is heel moeilijk te geloven, ook voor mijzelf.
Dus ik denk: als taakje voor de dag zoek ik een lekker makkelijk recept en haal ik boodschappen zodat Bobby als hij thuis komt uit het werk alleen maar hoeft te koken. Over het ontbijt doe ik een uur. Recept op de computer zoeken en printen: een half uur. De boodschappen met mijn linker duim in de telefoon typen: een kwartier. Het gerommel in mijn tas met ritsen sleutels, telefoon en portemonnee gaat de hele dag door maar is bij bustochtjes en afrekenen extra stresserend.
Ik ben mijn portemonnee al een keer kwijt als ik wil afrekenen bij de AH. Mijn hele hebben en houwen. Tien minuten later word ik gebeld door een buitenlandse meneer die hem gevonden heeft. Hij woont op de Prins Bernhardlaan. ‘Ik ben Irakees, wij zijn eerlijk.’ Ik put mij uit in dankbetuigingen. Diep dankbaar. Er zit behalve talloze pasjes één tientje in de portemonnee. Dat geef ik hem maar. Zo opgelucht. Wat een gedoe was bet geweest om al die pasjes te blokkeren en nieuwe aan te vragen.
Uiteindelijk lukt de hele exercitie, maar ben ik zo uitgeput dat ik de rest van de middag slaap. Het leven van een gegipst mens. Daar word je wel treurig van. Misschien moet je wat ziekenbezoek regelen, zegt Bobby.
Het maaltje dat ik bij elkaar had gescharreld was: pasta, veldsla, frambozen, hamblokjes, pecannoten en een dressing van yoghurt, knoflook en bieslook. Erg lekker.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten