Een paar jaar geleden logeerden we vlakbij Saarburg, een stadje aan het riviertje de Saar, en deden we vanuit daar een dagje regenachtig Trier, dat door dat weer weinig positieve indrukken achterliet. Nu logeren we aan de bronnen van de Ruwer, een riviertje dat net als de Saar ook bij Trier in de Moezel uitkomt. Alle reden dus voor weer een dagje Trier, ditmaal te beginnen bij de monding van de Ruwer. De Ruwer zei mij niets, maar volgens Bobby, wijnkenner, heb je het wijngebied van de Mosel-Saar-Ruwer, en daarom wil hij graag de monding van de Ruwer zien.
Die is bij het plaatsje Ruwer, een voorstadje van Trier. Best een aardig platjes met in de aanloop er naar toe allemaal prachtige Weingüter, maar die monding is echt niets. Die ligt onder een snelweg langs de Mosel. Zo’n plek om criminele handeltjes af te maken. ‘Ik had het me ook heel anders voorgesteld’, zegt Bobby.
Enfin, na dit hoogtepunt spreken we af om in Trier een paar uur elk ons weegs te gaan. Ik ga shoppen en Bobby gaat kerken bezoeken. En misschien gaat hij naar het geboortehuis van Karl Marx, te Trier geboren en getogen.
Wat is Trier vandaag mooi en vrolijk en levendig. Hoe het kan verkeren.
Samen lopen we uiteindelijk naar de Sint-Matthias-Abdij in het zuiden van de stad, via de kilometerslange Saarweg, een soort Amsterdamsestraatweg in al zijn oneindigheid en rare winkels. En daarna lopen we al die kilometers langs de Mosel weer terug. Leuk is dat, een stad voor de tweede keer bezoeken. Al die herinneringen die je niet wist dat je ze had. De boekhandel. De Dom. De kerstmarkt. De Romeinse poort Porta Nigra. De brug over de Mosel.
En we dineren verrukkelijk in Weinstube Zum Domstein op de Hauptmarkt en ik overhoor Bobby over Karl Marx, want wat weet ik eigenlijk van Karl Marx. Ik associeer hem met Lenin en Stalin, maar dat klopt natuurlijk niet, hij was van ver voor hen, zij hebben zijn gedachtengoed misbruikt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten