Linda vraagt in de pauze van het koor of ik de afgelopen week nog een uitje heb gemaakt en dat heb ik niet. Maar de vraag triggert wel en vanochtend besluit ik naar Leeuwarden te gaan. Ik wil al een hele tijd naar de tentoonstelling ‘Icons’ in het Fries Museum, met portretten uit de Britse National Portrait Gallery, maar Leeuwarden is zo ver. Ik besluit met de trein te gaan en een ‘Keuzedag’ te gebruiken. Maar als ik rond negenen het huis wil verlaten blijken zowel mijn telefoon als mijn power bank leeg. En ik moet alle schilderijen fotograferen. Het opladen der appaaraten duurt meer dan twee uur en zo ben ik pas na tweeën in Leeuwarden.
Tegenwoordig mag je met de Keuzedag en de Dalurenkaart niet tussen 16u en 18.30 reizen, dus ga ik na de tentoonstelling maar wat zwerven door een eerst schemerig en al gauw duister Leeuwarden. Wat een leuke ervaring. Leeuwarden is een hele nette prettige stad geworden. Er is geen achterbuurtje meer over. Die herinner ik me nog goed van eerdere bezoeken, vele jaren her.
Práchtig museum. Hier was ik nog nooit. Maar over de tentoonstelling later.
Leeuwarden ken ik niet heel goed, maar toch wel een beetje. Vati en Mutti groeiden hier op. Opa en Oma van Vati’s kant woonden aan de Vijverstraat en Oma later - toen zij weduwe geworden was - op een bovenhuisje aan de Wissesdwinger. Zo heette die straat. Daar heb ik nog een keer gelogeerd als jong meisje. Met een nichtje uit Dordrecht. De Wissesdwinger was niet ver van de Oldehove. Die beelden staan nog in mijn geheugen gegrift.
Toen ik mijn middelbare school af had wilde ik tekenen. Kunstacademie mocht ik niet maar wel de lerarenopleiding. De lerarenopleiding in het noorden zat toen zowel in Groningen als in Leeuwarden. Ik moest een soort toelatingsexamen doen en werd aangenomen, maar wel in Leeuwarden. En naar Leeuwarden wilde ik niet. Ik wilde naar Groningen. Daar ben ik toen Nederlands gaan studeren.
In de jaren negentig kwam ik met Ex regelmatig in Leeuwarden, omdat haar broer er woonde. Weliswaar in een nieuwbouwwijk, maar dan gingen we ook wel uit in de binnenstad. Een concert in De Harmonie, herinner ik mij nu, nu ik er langs loop. De boekhandels van Leeuwarden heb ik in mijn tijd bij het Vakblad ook veel bezocht, die waren baanbrekend. Nu ik wat uurtjes heb stuk te slaan ga ik op zoek naar herinneringen. (Bij de tentoonstelling hangt een zelfportret ‘Map of Days’ van ene Grayson Perry in de vorm van een stadsplattegrond.)
Altijd op zoek naar de parkjes raak ik nu verzeild in de Noorderplantage en de Prinsentuin. Mooi beeld daar van een meisje op een fiets, ter herinnering aan de koeriersters in de tweede Wereldoorlog. Beeld is van Tineke Bot, geplaatst in 1981, ter ere van deze vrouwelijke verzetsheldinnen.
De Wissesdwinger bestaat niet meer. De naam staat nog wel op Google Maps maar is een pad in het park geworden. In het park staat een lelijk zwarte flatgebouw, dat blijkt aan de Wissesdwinger te staan. Een appartement kun je huren voor 597 euro. Kom daar maar eens om in de Randstad.
Een paar jaar geleden was Leeuwarden Culturele Hoofdstad van Europa, herinner ik me ineens, en toen is die stad natuurlijk helemaal opgepoetst. Alles is even netjes en prettig. Wat ik zeg: geen achterbuurtje meer te bekennen. De voormalige pissteeg is nu een culinair straatje. Ik had het ook al een keer toen ik einde middag in een winter door duister Zwolle dwaalde, dat ik bevangen word door een groot heimwee. De binnensteden van Nederlandse provinciesteden zijn zo mooi! Het staat natuurlijk allemaal zwaar onder bewind van Monumentenzorg.
Ik mag pas ná 18.30 door het toegangspoortje van het station, er is hier geen stationsrestauratie of iets dergelijks, ook geen Chinees te vinden, ik ga maar wat eten bij een Turkse Döner.