Bobby is ziek. Hij loopt als een soort Catweazle door zijn huis. Griep. O! zegt Will, hij heeft de Útrechtse griep.
Ik heb geen idee van griepen, want ik ben de hele week alleen maar met mezelf bezig geweest. Maar de diëtiste te Amsterdam sprak ook over een hevige griepgolf en dat mensen deze griep zelfs twéé keer krijgen.
Het zal toch niet waar zijn dat ik nu door de Útrechtse griep bevangen word? Ik heb hoofdpijn, nekpijn, snot, spierpijn, kuchjes en hoestjes, zakdoeken en doe mij maar in bed.
Buiten sneeuwt het. Je kan vanuit bed de Dom nauwelijks meer zien. Hú!
Wie gaat er boodschappen doen? 'Ik niet.' 'Maar ik ook niet.'
Ik heb geen idee van griepen, want ik ben de hele week alleen maar met mezelf bezig geweest. Maar de diëtiste te Amsterdam sprak ook over een hevige griepgolf en dat mensen deze griep zelfs twéé keer krijgen.
Het zal toch niet waar zijn dat ik nu door de Útrechtse griep bevangen word? Ik heb hoofdpijn, nekpijn, snot, spierpijn, kuchjes en hoestjes, zakdoeken en doe mij maar in bed.
Buiten sneeuwt het. Je kan vanuit bed de Dom nauwelijks meer zien. Hú!
Wie gaat er boodschappen doen? 'Ik niet.' 'Maar ik ook niet.'
Geen opmerkingen:
Een reactie posten