Mijn haar hangt en zwabbert voor mijn ogen. Heel vervelend. Spul erin helpt niet meer. Voor ik naar het klooster ga voor een weekendretraite wil ik nog even naar de kapper.
Bij mijn Chinese kapper Tony kun je geen afspraak maken, je moet op je beurt wachten. Het is een heel bijzondere plek daar: de Chinese homokapper, zijn Molukse rechterhand Zon, een hondje Muffin en de meest uiteenlopende milticultiklanten. Vandaag zijn er twee oude bijna demente Hindoestaanse dametjes die een opknapbeurt behoeven, een vrouw uit Jamaica ofzo, een Chinese relnicht en ik. Het is een luidruchtige dolle boel maar het schiet niet echt op.
Knip jíj mij dan maar, zeg ik tegen Zon. Dat doe ik ook niet meer. Maar dat is achteraf. Zij praat veel en hard. Zij snijdt je haar met een schaar, wat nogal zeer doet. Zij heeft heel eigen opvattingen van wat de mensen staat. Dan heb ik ineens geen krullen meer. Zij heeft kroes en haar hele leven naar steil haar gesmacht. Maar ik hóu van mijn krullen, zeg ik. O ja? zegt ze verbaasd.
Als ze klaar is vraagt Tony of ik het mooi vind, wat zij gedaan heeft, mooier dan wanneer hij mij knipt. Wat een gewetensvraag, want zij luistert mee. Ik trek een raar gezicht, hopende dat zij het niet ziet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten