De dirigente die ik sinds het optreden van 13 mei niet meer gezien had is heel toeschietelijk. Ook persoonlijk tegenover mij. Normaal praat ze in de pauze met Linda en Indra van het bestuur, maar die zijn op vakantie. Ik ben alweer een beetje gesmolten. De repetitie van vorige week, waar ik weggebleven was wegens voetpijn en grote twijfel, was een ramp geweest. Zij had gedacht dat we wel konden studeren op een door een briljant koor ingezongen stuk, maar nee, dat kunnen wij niet. Ze moet voor ons per stuk per stem een geluidsbestandje maken. ‘Had je ons na het geslaagde concert overschat?’ vraag ik. Misschien, zegt ze, maar ik werd mooi wel met mijn neus op de feiten gedrukt, wat voor koor dit is. Het was ook een beetje luiheid. Dus ze maakt weer bestanden en vanavond oefent ze geduldig met ons. Stem voor stem. Stukje voor stukje. En dan gaat het wel weer.
‘Ik ben heel benieuwd wat je voor het volgende concert voor schilderij gaat maken! Ik kijk er nu al naar uit!’ zegt ze. En: ‘Ik vind alles wat je maakt mooi. En ik ben heel kritisch.’ Maar ik heb nog geen idee wat we gaan zingen. Om te beginnen zou ik dit plaatje als inspiratie kunnen gebruiken.
Dat we de avond besluiten met ‘Geh nicht hin’ van Bela Bartók, ook weer onbegrijpelijk moeilijk, zal ik maar als betekenisvol beschouwen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten