woensdag 19 december 2007

'Maar we zitten zonder meid'

Gelukkig hebben we poëzie. De Groningse boekhandelaarster Gelly Talsma vertelde eens dat zij af en toe inleidingen houdt voor groepen mensen, huisvrouwen of leden van de Rotary, en dan vertelt over de functie van muziek en poëzie in het leven. Dat je bij afgrijselijke vergaderingen kunt zitten en dan gewoon een gedicht kunt denken.

Wat ben ik vandaag blij dat mijn vader ooit de interesse voor poëzie in mijn hoofd plantte met gedichten als 'Het schrijverke' van Guido Gezelle (‘O krinklende winklende waterding, met ‘t zwarte kabotseken aan, wat zien ik toch geren uw kopke flink al schrijven op ‘t waterke gaan!’) en ‘Des Zangers min’ van Piet Paaltjens (‘Als ik u staar in 't blauwend oog, O Mina, Mina mijn! Dan krimpt mijn jong studentenhart Ineen van minnepijn!’). Aan die voedingsbodem heb ik te danken dat zich nu een overvloed aan dichtregels naar boven dringt. Vandaag spookt steeds een dichtregel door mijn hoofd: ‘Een zo grote zinloosheid moet toch ergens op gericht zijn…’ Die regel heb ik nog niet traceerd. Hans Andreus?

Wat is er aan de hand? Dat het werk verhuisd is moge duidelijk zijn. En niets doet het naar behoren. We zitten in een nieuw kantoor, maar er is geen leiding. Klinkt dat niet als: ‘Ik ben Brahman, maar we zitten zonder meid’ van J.A. dèr Mouw (de man op de foto)? Voor wie hem niet kent het hele gedicht:

'k Ben Brahman. Maar we zitten zonder meid.
Ik doe in huis het een'ge dat ik kan:
'K gooi mijn vuilwater weg en vul de kan;
Maar 'k heb geen droogdoek; en ik mors altijd.

Zij zegt, dat dat geen werk is voor een man.
En 'k voel me hulp'loos en vol zelfverwijt,
Als zij mijn lang verwende onpraktischheid
Verwent met wat ze toverde in de pan.

En steeds vereerde ik Hem, die zich ontvouwt
Tot feeërie van wereld, kunst en weten:

Als zij me geeft mijn bordje havermout,
En 'k zie, haar vingertoppen zijn gespleten,

Dan voel ik éénzelfde adoratie branden
Voor Zon, Bach, Kant, en haar vereelte handen

Maar ook al geeft niemand leiding aan de afloop van de verhuizing, ik ben hier wel de enige leidinggevende. Gedichten voordragen heeft vrees ik weinig zin. Dus zie ik het deze week maar als mijn Taak in het Leven om voor de goede spirit te zorgen. Ik zeg ik steeds mild glimlachend: 'Zie deze week als een levensoefening in optimisme en in loslaten. Alles komt goed.' Eerlijk gezegd geloof ik het ook niet helemaal. En ze haten me nu, geloof ik.

Geen opmerkingen: