Van Marg kreeg ik een interessant boek van een Australische filosoof Damon Young: Filosoferen in de tuin. Tuinieren is volgens hem een vorm van verzet. In de tuin zijn - danwel werken - zou tot reflectie leiden. De hedendaagse werk- en informatiecultuur maakt volgens hem dat we met zijn allen te moe zijn of te overloaded om nog te reflecteren. Het boek is een verzameling essays over denkers en schrijvers die de tuin thematiseren. 'Iedere tuin is een combinatie van natuur en denkkracht', zegt René Gude.
Dat gelezen hebbende zit ik te Leiden bij Maarten in zijn tuin die minstens drie keer zo groot is als de onze, veel ouder en een beetje slordig. Alles is een beetje opgeschoten: het gras, de struiken. Heb je daar geen tijd voor, vraag ik, maar hier houdt hij meer van dan van gemaaid gras. Hij heeft ook geen schutting. Je kan gewoon door de struiken heen bij de buren in de tuin kijken. Dat vind ik prettig, zegt hij. Dat had ik ook wel gewild, maar ja..
Dat doet reflecteren over het eigen paradijselijke stadstuintje dat zo klein is en klem zit tussen schuttingen. Bedacht en gemaakt door een hovenier. Kant en klaar. Dat moet nog gaan woekeren.
Op mijn verjaardag kreeg ik ook het boek De eetbare tuin van Alys Fowler, BBC-hovenier die zegt maar wat aan te rommelen. Groentes en bloemen experimenteel kriskras door elkaar. Een vrolijke goed onderhouden chaos. Of dat dan een vorm van verzet is tegen de maatschappelijke orde? Ik kán niet eens een chaos maken, want de tuin is al klaar. Opeens komt mijn nieuwbouwtuin die al helemaal vastligt mij voor als bijzonder ordelijk en alles behalve verzet. Hoogstens tegen de trend van stenige plantarme tuinen.
Wel reflecteer ik op het fenomeen dat ik 's morgens het liefst vóór het huis zit. Daar is de zon, het plantsoen, de straat, daar is reuring, buren, voorbijgangers. 's Avonds als de dag gedaan is is ook voor mij de beslotenheid achter goed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten