Een middag met de Bébé’s. Nichtje heeft voor ze van een kartonnen doos een poppenhuis gemaakt. Heel knap. Ik snijd er nog wat extra ramen in/uit en dan gaan we gedrieën het huis schilderen.
De zusjes hebben twee doosjes waterverf met de mooiste kleuren, die ze echter in de kortste keren tot een grauwgrijsbruine smurrie weten te mengen. Die maak ik dan weer schoon en dan begint het opnieuw. Het potje met kwastenwater gooien ze ook steeds om. Beetje vermoeiend wel. En geen van de drie gaat meer tussen of in de middag naar bed. Maar ondertussen fleurt het kartonnen huis wel enorm op van al dat intuïtieve schilderen.
Als het schilderen klaar is gaan ze bovenop elkaar en bovenop mij liggen waarbij ik dan moet voorlezen. Natuurlijk doe ik dat graag, wat is er heerlijker dan dit? En dan weer klinkt het: ‘Lucie! Tije heeft wéér in zijn broek gepoept!’ Een afwisselende dienst, zeg maar.
We gaan kleurplaten schilderen, en weer smeren ze de verf door elkaar. ‘Wóedend word ik ervan’, zeg ik rustig, ‘dat alle mooie kleuren weg zijn.’ ‘Jij mag niet woedend worden’, zegt Bébé1. ‘Want jij woont hier niet. Alleen mama mag woedend worden.’ ‘En waar wordt mama dan woedend over?’ vraag ik. 'Ook dat wij alle kleuren door elkaar smeren.’
Aan het eind van de middag moeten we allemaal even een tukje doen.