Het heeft een naam en het heet dystrofie. De professor ziet het in een oogopslag. Niet op internet kijken, zegt hij, daar word je heel ongelukkig van. Het is iets op cellulair niveau, het is onduidelijk hoe het komt en waarom de een het krijgt en de ander niet. Het wordt wel weer beter maar je hebt er veel fysiotherapie en veel geduld voor nodig. Veel oefenen en niets forceren. Je voelt zelf wel aan wanneer je weer kunt fietsen of autorijden.
De revalidatie-arts naar wie ik vervolgens toe moet (verzekeringstechnisch) zegt echter dat het absoluut géén dystrofie is. Zij gaat dat zeker aan de professor melden. Want als het dystrofie zou zijn kon ik geen spalk dragen en kon zij mijn hand niet aanraken. Pértinent niet! Nou, dan niet. Ik weet het ook niet, misschien is het een kwestie van gradaties?
De behandeling die beide artsen bepleiten is hetzelfde: langdururige en intensieve fysio- en ergotherapie, dus wat maakt het uiteindelijk uit. Toch is het even wennen dat ik geen dramatische diagnose meer heb. Op de een of ander manier bood die een soort legitimatie voor de wat trage genezing.
En het was ochtend geweest en het was avond geweest... de tigste dag. En vrolijk voort maar weer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten