Het rare hier: het klooster heeft geen (wandel)kaart van de omgeving. Wat ik meestal doe in een nieuwe omgeving: onderzoeken waar ben ik en wat kan ik hier? Hoe steekt alles in elkaar? De abdij heeft een heel bijzondere architectuur, waardoor je in eerste instantie binnen ook niet goed snapt waar je bent, maar buiten is iets vergelijkbaars aan de hand. De gasten zuster lacht dat er niet zoveel tijd tussen de gebedsdiensten is, dus als je rondjes van een uur wandelt dan verdwaal je niet.
Er zijn hier zéven gebedsdiensten per dag. De eerste is om half vijf, de tweede om kwart over zeven, de derde om half tien, de vierde om twaalf uur. De eerste en de derde sla ik over. De diensten duren bijna drie kwartier. De zusters zingen prachtig ijl, maar ik wil me niet gevangen voelen in hun schema. Want er zijn dan ook nog de maaltijden.
Dus het ontdekken doe ik dwalend. Mijn eerste Ommetje, direct na het ontbijt. De omgeving is hier bepaald woest en leeg. De benedictijnen willen in woeste lege gebieden wonen. Een deel van de omgeving hier hebben ze trouwens woest en leeg gemáákt. De natuurbegraafplaats is een heideveld dat tot voor kort helemaal geen heideveld was. Het is hier geen vruchtbare grond.
Verderop ligt een golfbaan en sportcomplex Papendal. Over het complex loopt een Klompenpad. En er is een bos. Vooralsnog zigzag ik wat om de abdij heen en over de natuurbegraaafplaats. Het is prachtig, en prachtig weer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten