Mijn haar is weer een bende. Met zonder krullen is eens per drie maanden naar de kapper te weinig. De frequentie van het kappersbezoek moet opgevoerd. Mijn Chinese kapper sluit echter al om 17 uur. Ik Facebook hem om 16.30 u: 'Sta jij er vandaag?' Want ik wil zijn kapster Zon, die een half jaar geleden mijn krullen er afgehakt heeft liefst nooit meer zien. Ja hij is er. 'Mag ik nog komen?' En het mag. Omdat ik het ben.
Zon is er wel. Zou Tony haar verteld hebben over mijn suggestie dat zij mij van mijn krullen heeft beroofd? Ik schaam me ineens voor die onzin. Zon en ik groeten elkaar vriendelijk lachend. Maar dat zegt niets.
Tony en ik worden elk kwartaal beter bevriend. Vandaag kletst hij me de oren van het hoofd over zijn zeven zussen in Singapore. Nou ja: vijf. Dat komt zo: ik begin weer over mijn favoriete thema krullen, en hij blijft beweren dat ze wel weer terugkomen. Ach concludeer ik dan: hij vindt het gezeur. 'Je kunt je er weinig bij voorstellen, want Chinezen hebben helemáál geen krullen...' Zeg ik en denk verschrikt: Oeps, kan je dat wel zeggen? Maar het is al gebeurd.
Ik heb het helemaal fout. Er zijn best Chinezen met krullen. Zijn oudste zuster heeft net zulk haar als ik, zegt hij, en dan laat hij op zijn telefoon foto's van al zijn zeven zussen zien. En hij heeft ook een nicht. Zij is een carrièrevrouw, en altijd alleen gebleven, want in Singapore kan een carrièrevrouw geen man vinden en eigenlijk ook geen vrienden. In elk geval niet via het werk. Yeah, it's lonely at the top, zing ik. Dat vindt-ie een goeie. Zijn nicht woont op haar 50ste nog steeds bij haar moeder, vertet hij, want in Singapore woont een vrouw niet alleen. In het weekend gaan moeder en dochter samen naar de boeddhistische tempel, mediteren.
Gefatsoeneerd verlaat ik om 17.10u het pand. Je krullen kómen terug, roept hij mij nog na.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten