In afwachting van Margs verscheiden loop ik met Will langs de Bosbaan in het Amsterdamse Bos. Haar heb ik veel te lang niet gezien. Het is enorm lente aan het worden. De zon schettert ons tegemoet, de krokusjes knallen driekleurig uit de grond.
De mensen komen uit hun winterholen en verschijnen op de terrassen om de zon te voelen tintelen. We zeggen dat het zo heerlijk is dat het weer lente wordt. Elk jaar is het zo heerlijk. Dat was het ergste besef, zeg ik, dat Marg niet meer uitkeek naar de lente. Voor haar kwam er geen lente meer, geen nieuw seizoen.
We genieten van de wandeling, de bospaddenstoelensoep en de muntthee. Will wenst me sterkte en zegt met klem: ‘Maar víer het leven ook!’ ‘Dat doe ik nu toch hier met jou in de zon?’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten