Op de camping wordt de Nationale Feestdag ook uitgebreid gevierd. Er is een grote barbecue, een lampionnenoptocht en een vuur. Alles is versierd met de bekende rode vlaggetjes met het witte kruis. De camping is (denk ik) een familiebedrijf en iedereen werkt mee. De oude pater familias schept de polenta op de borden en leidt de kinder-lampionnenoptocht over de hele camping. Bobby en ik doen met alles mee. Bij het vuur zingt een groepje zestigers/zeventigers in het publiek een lied, alle coupletten. Als ze eindelijk uitgezonden zijn klappen alle mensen.
Dat buitenvuur met vonkenregen geeft een raar gevoel vanwege de vele bosbranden in de wereld. Maar goed, het is niet droog, het gebeurt aan de rand van het mer en de vonken waaien naar het meer.
Met de zingende zeventigers hadden we tijdens de barbecue aan tafel gezeten. Ze kwamen uit Zürich en komen hier elk jaar. Vertelden over de oorsprong van het feest, een verbond in 1291 tussen enkele cantons. Ik vertelde over onze Koningsdag. Zij hebben geen koning, nooit gehad, zeiden zij. ‘Wit brauchen auch keinen König’, zeiden wij, ‘maar ja…’ De zeventigers lachten. ‘Dat is precies de tekst van 1291: ‘Wir brauchen keinen König.’
We hebben het ook nog met ze over het weer. Die regenbuien afgewisseld met felle zon. Dat is normaal weer. Twee jaar hitte, dat was abnormaal. Dit is normaal.’ En de dame zei: ‘Es gibt klein schlechtes Wetter, es gibt nur schlechte Kleidung.’ Voel ik me even betrapt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten