zaterdag 6 september 2008

Geluk is ook niet alles

De titel van dit boek lachte me toe vanuit de boekenkast: Geluk is ook niet alles. Een aantal mensen in mijn omgeving is namelijk ineens zó gelukkig dat het bijna niet meer te verdragen is. Geheel onverwacht zijn zij tegen de Liefde van hun Leven aan gelopen. Ondanks alle opgedane levenservaring geloven ze blind in dit grote geluk, ze trouwen binnen een maand en menen dat het leven nu happily ever after is.

Zelf ben ik dacht ik ook best gelukkig, maar mijn geluk verbleekt geheel naast hun monomane gestraal. Wat is het? Ben ik te realistisch? Rationeel? Jaloers? Het gesprek met hen is helemaal niet leuk meer. Mensen met drama's zijn doorgaans interessanter om naar te luisteren dan zij uit wie slechts geluksgestamel komt. Die mensen ben je kwijt - en je mag hopen dat het tijdelijk is.

Ik kocht dit boek in 1987. Why? Was ik zelf somber? Waren de mensen om mij heen somber? Ik geloof dat het laatste aan de hand was en dat ik die somberheid niet begreep. Ik zag er de noodzaak niet van in.

Watzlawick beweert dat veel mensen in wezen snakken naar ellende. Ze zóeken het. De wereldliteratuur gaat ook alleen maar over ellende. Daar vaart de mens wel bij. Het streven naar welzijn en geluk levert niets op! Kijk naar de dierentuin, zegt Watzlawick: die beschermt de dieren tegen alle gevaar, honger en ziekte. En het gevolg is dat dieren alle kenmerken gaan vertonen van de menselijk neuroticus. De les die wij daaruit mogen trekken: geef het ongeluk de ruimte en doe er wat mee!

Een voorbeeld: 'Een man wil een schilderij ophangen, maar hij heeft geen hamer. Zijn buurman heeft er wel een. Dus besluit de man die even te lenen. Op dat moment begint hij te twijfelen. Stel je voor dat de buurman mij zijn hamer niet wil lenen? Gisteren groette hij mij ook al zo vluchtig. Misschien had hij haast. Of missschien deed hij alleen maar alsof en heeft hij iets tegen mij. Wat dan? Ik heb hem nooit iets gedaan; wat denkt hij wel. Als iemand gereedschap van mij zou willen lenen, zou ik het hem meteen geven. Waarom hij dan niet? Waarom zou iemand zijn medemens niet zo'n eenvoudige dienst bewijzen? Mensen als die vent maken je het leven zuur. En dan verbeeldt hij zich nog wel dat ik van hem afhankelijk ben. Alleen omdat hij een hamer heeft. Nu is de maat toch echt vol. En dus stormt hij naar de buren en belt aan. De buurman doet open, maar nog voor hij 'Goeiemorgen' heeft kunnen zeggen, schreeuwt de man hem toe: 'Je mag je hamer houden, pummel!'

Geen opmerkingen: