In het kader van het bijhouden van wat ik lees moet ik Altijd vrolijk van Anke Kranendonk nog noemen. Zondag in mijn voortuintje. Ik had zaterdag dat afschjeidsfeestje met etentje met de Alte Kameraden achter de rug en twee afleveringen van The Spiral, en moest even een dagje helemaal niks. De nieuwste ontdekking van deze tijd vol social media is de rust van het lezen van een boek. Ook bij mij.
De ouders van de hoofdpersoon van deze roman Aaf van Pommeren gaan bij de Pinkstergemeente. Aafs vader wordt ook nog eens voorganger. Ze hebben er daarna altijd mensen over de vloer. Aaf en haar broer zijn in de puberleeftijd en worden er helemaal door gebrainwasht. Het is een zogenaamd blij geloof, dat haar ouders aanhangen, maar het is wel verplicht blij, en afvalligen worden uitgestoten. Afvalligen: dat gaat over ongelovigheid en over seks.
Aaf is een meisje dat van zwemmen houdt. Zij wordt daarin geremd: haar ouders zijn hoegenaamd niet bezig met de wensen en vraagstukken van hun kinderen. Aaf mag dan ook niet op een zwemclub. Uiteindelijk als student in de grote stad komt ze stukje bij beetje los. Ze wordt zelfs bijna nationaal zwemkampioen.
Het is voor mij allemaal best herkenbaar, behalve dan de vrolijkheid. Het is een beetje Jan Siebelink, Knielen op een bed violen, hoewel dat geloof veel zwartgalliger was. Bij ons thuis was het geloof niet vrolijk, maar een vergelijkbaar straf regelsysteem van wat moest en vooral van wat niet mocht. Ik heb een beetje gemengde gevoelens over dit boek. Zou ik het willen aanraden?
Ik vind het opvallend hoe Aaf als studente de seks ontdekt en ervan geniet, en tot haar verbijstering helemaal niet door God toorn verpletterd wordt, maar dat het nooit over Liefde gaat.
En dat na het verzengende boek Jij zegt het van Connie Palmen over de liefde tussen Ted Hughes en Sylvia Plath. Heb ik daar eigenlijk wel een blog over geschreven? Dat boek vond ik namelijk verpletterend prachtig en wil ik zeker WEL aanbevelen.