zaterdag 19 januari 2008

Cantare, prego!

De avond met Siciliaanse polyfonie bleek een avond met Sardíjnse polyfonie te zijn. Foutje van de organisatie. De groep heette Su Cuncordu Iscanesu en kwam uit het bergdorp Iscanu op West-Sardinie.

Wonderschone stemmen en harmonieen. Heel hoog en diep. Er is een solist en daar valt dan een harmonie van drie bij in: een hoge tegenstem, en tenor en een diepe, diepe bas. Soms associeerde ik de muziek met een doedelzak, soms naar het diepe geluid van de zang van Tibettaanse monniken of de didgeridoo van de aboriginals. Unesco schijnt deze muziek nu tot het werelderfgoed te rekenen. Het zou duizenden jaar oud zijn en wellicht geinspireerd op het leven van de herders tussen de schaapskudden.

De zaal was bomvol, want er had donderdag onder de kop 'Zingende broeders vormen een "huwelijk"' een lovend stuk in de Volkskrant gestaan. Groepen als deze beginnen al jong en zingen hun hele leven samen. Pas na vele jaren samen zingen schijnen ze deze harmonieen en boventonen te bereiken. Hoe zo'n recensie helpt om een zaal vol te krijgen!

Het concert werd een hele belevenis. Dat kwam doordat ene Antiogu Cappai, een wat oudere man met traditioneel Sardijns hoofddeksel op zijn hoofd, het programma aan elkaar praatte en bij tamelijk slechte kiekjes gepassioneerd vertelde over het leven op Sardinie. Maar het publiek verwachtte dat niet, kwam daar niet voor, dat verwachtte een concert.

In de pauze is hem blijkbaar gevraagd of hij zich een beetje kon inhouden. Het was kritisch intellectueel publiek, dunkt me niet het gewone Rasa/publiek, en daardoor lekte steeds meer sfeer weg. 'Cantare, prego!' riep iemand uit de zaal door zijn verhaal heen. 'Haast is de ziekte van deze tijd', reageerde hij diep verbolgen. Hij vatte het laatste halfuur alleen nog de inhoud van de liedjes samen.

De meeste mensen kregen zo met de man te doen, dat niet alleen de zangers, maar ook de verteller na afloop een daverend applaus ten deel viel. Het wás ook genant, dat mensen zo horkerig zijn en het niet kunnen opbrengen om zich open te stellen. 'Misschien ben ik ook wel een schoolmeester', zei hij na afloop schuldbewust met zijn schitterende Italiaanse accent. Hij kon wel janken. Een paar mensen probeerden hem te troosten, ik ook. Dank u wel, het was mooi, u ook, dank u wel, zeiden we. Over en weer.

Met mijn buurman had ik gefantaseerd dat deze Antiogu Cappai ooit gastarbeider was die in de jaren zestig hier gewoond heeft en teruggegaan is naar zijn dorp van herkomst. Dat blijkt helemaal niet waar. Bobby heeft hem achteraf ook nog gesproken en begreep dat hij sinds twintig jaar in Amsterdam woont. Wat een vooroordelen weer. Als je zijn naam googelt blijkt hij dichter en vertaler te zijn.

Het Labyrintlopen heb ik maar overgeslagen, en met dit tweede concert was het themaweekend Parallelle Werelden denk ik wel voldoende gevuld. En helemaal geslaagd.

De Volkskrant-recensie.

Geen opmerkingen: