Iemand die ik ken overweegt in te treden in een klooster. Ik weet het eigenlijk al bijna een jaar, maar nu mailt ze me ineens dat ze vanaf morgenavond voor een maand op proef gaat. Dat is toch schrikken, anders dan overwegingen dienaangaande aan te horen of te lezen. Ik vraag me af of ze straks nog wel mailt, blogt, lacht. Of dat ze van de wereld afgesloten zal zijn.
Dit is de tekst die ze erover blogt: 'In het klooster laat ik mijn geest neerdalen op die paar vierkante meter van mijn kamer, ik log in op alle geesten voor en naast mij die zich allen weer inloggen op dat ene woord in de taal (God) dat verwijst naar het mysterie van het leven, en vrede en rust en liefde zijn met mij. Ik word pure geest en omdat je op gezette tijden zit in de kapel krijg je niet gauw pijn in de voeten.'
Omdat ik laatst gedachten uitte over het bijwonen van Vespers, kreeg ik een boek over de getijden in het klooster te leen. Wat die kloosterlingen doen, voor zover ik het begrijp, is heel erg in het hier-en-nu leven, zoals dat modieus heet, en dat ze acht maal per etmaal het werk neerleggen om zingend bij zichzelf en elkaar te komen. En bij God, ofzo. Ongewoon, maar eigenlijk wel mooi. Maar pure geest worden? We hebben toch ook een lijf?
In mijn studietijd besloot een oud-klasgenoot van de middelbare school om niet langer medicijnen te studeren maar diacones te worden. Ik weet er het fijne niet van, maar dat is geloof ik vergelijkbaar met non-zijn, maar dan protestants. Ik herinner me nog goed dat ik nog een keer bij haar op bezoek ging en dat we in de opkamer converseerden. Zij in die wondere zwarte jurk. Waarom, waarom, waarom? dacht ik alleen maar. Omdat je geen liefde kunt vinden? Maar dat durfde ik niet te vragen. We babbelden over haar dagelijks leven, haar kamer, haar werk, de gang der dingen daar, de hierarchie, de gehoorzaamheid. Het gesprek was fijn, gewoon, maar raar vond ik wel die soepjurk en dat ik haar kamer niet mocht zien.
In die jaren kwam ik ook wel eens in een klooster, mee met een contemplatieve vriendin. We gingen naar Diepenveen, waar we elk een kloostercel kregen. Ik vond het wel mooi, maar ook eng, ik begreep er weinig van. Het kamertje was uitgesproken sober, het was erg vroeg opstaan, het ei bij het ontbijt was koud, hard en blauw, en de middagsoep leek aangelengd sinds het ontstaan van het klooster. Het leek me niet echt fijn om nooit lekker eten te krijgen.
Maar dat schijnt niet in elk klooster zo te zijn. Ook bijgaand fotootje stelt me wel gerust. Deze zusters weten van wanten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten