Meine Schwester in Mecklenburg Vorpommern erzählt: Bei uns I'm Dorf... Zij woont op het platteland. Daar zijn veel dorpen met enkele tientallen families, of als het er veel zijn honderd. In hun buurdorp waar zij bij wonen zojn vorige week een een stuk of 15 vluchtelingen gebracht. Eerst vijf jongens, en daarna een paar gezinnen met jonge kinderen en zwangere. Het zijn dorpen zonder winkels, scholen, cafés. Uit de DDR-tijd stammen wat lelijke flats. Daar worden deze mensen in gehuisvest. Ze wilden niet, ze weigerden uit de bus te stappen die hen bracht, maar de politie kwam er aan te pas en dwong hen de bus uit.
De bewoners daar willen geen vluchtelingen.
Er is daar niet eens OV. Twee keer per week gaat er een bus naar een plaats met winkels. Een keer heen en vier uur later terug. Ze kunnen niets, hebben niets, zitten in een flatje zonder wat, kunnen nergens naar toe, krijgen nog geen taalles, en de bevolking is vijandig. Stel je voor.
Meine Schwester, die nogal initiatiefrijk is, en het al gauw ergens tot locoburgemeester schopt, denkt nu: Dit ga ik niet ook nog eens trekken. Er was tijdens een dorpsberhadering gevraagd: heeft misschien iemand fietsen staan die hij niet gebruikt, wat ongetwijfeld zo is, maar geen dorpsbewoner stak een hand op. Wel geeft ze met twee andere vrouwen soort taalles.
De vijf jongens zijn hem inmiddels gepeerd. Behalve de drie Syrische gewonnen is er nog één Eritrese jongen, helemaal alleen op de wereld.
Ik moet er de hele dag aan denken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten