Zoals altijd bij een uitvaart heb ik niets-om-aan-te-trekken. De dag ervoor móet ik shoppen voor de juiste outfit. Met Mutti’s uitvaart kocht ik een grijs velours jasje met grote bloemen. Bij Schoonmama’s uitvaart werd het een donkerblauw fluwelen colbertje. Bij Marg weet ik het niet meer. Die vorige uitvaart-outfits hangen nog in de kast. Maar die wil ik nu niet aan.
Eigenlijk wil ik mijn lichtroze trui aan die ik een maand geleden op de markt in Leeuwarden kocht. Dat was al om als een licht engeltje Will richting een hemel (of whatever) te gidsen. Maar de familie is nogal traditioneel en op goede vormen. Donderdag bij het afscheid bij de kist had ik mijn schapenvestje aan met een grijze linnen broek en mijn mediterrane grijs gouden glittersjaaltje nog uit ik geloof Zuid Spanje. Dat was ontspannen. Maar de familie was ‘netter’. Een lichtroze trui, dat past echt niet.
Dus ik moet ik nodig toch iets ‘nets’. Ik ga naar de winkel Blvf in Bussum waar ik bijna altijd slaag. Ik koop er een lang zwart vest en een sixties-bloesje. De dames in de winkel zijn het er over eens: het is heel geschikt en kéurig. Maar ja, dat keurig.
Toen ik werkte liep ik jarenlang in pakken en colberts, vooral de eerste jaren. Als hoofdredacteur moest ik een colbert, vond ik. Wel kleurig en niet saai, maar toch. Toe ik later meer truien en vesten ging dragen, zei Will dat dat veel ‘liever’ stond.
En nu op de ochtend van straks de uitvaart loop ik door het huis in mijn nieuwe keurige outfit en denk ik Nee. Dit is een toneelstuk waarin ik deze rol niet wil. Ik ga terug in mijn lichtgrijze schapenvestje van donderdag. Will zei op haar sterfbed dat ik haar meest spontane en spirituele vriendin was. Dan moet ik geen keurige kleren dragen waar ik me niet in thuisvoel.
Het lange zwarte vest kan bij de uitvoering van het koor in mei. En het sixties-bloesje kan ergens in de lente.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten