Rikus van de garage is telkens getergd als ik bel. Hij sluit elk telefoontje af met de bezwerende woorden: ik bel wel als de auto klaar is. Maar de auto is al bijna anderhalve week bij hem!
Woensdag meldde hij (toen ik hém weer belde) dat hij de aandrijfas nog steeds niet los had, en dat hij mijn bolide nu een nacht op de brug ging zetten en 'm onder spanning ging zetten. Ik heb geen idee, en vraag hoopvol of hij donderdagochtend dan kan melden of het wel of niet gelukt is.
Hij mompelt afwerend. Hij belt wel, zegt-ie. Maar vrijdag om kwart voor vier heeft hij nog niet gebeld. Ik weet dat hij om vier uur sluit. Naar huis naar Lelystad. Wat zou er toch zijn? Het irriteert me dat hij niet belt en dat ik op mijn beurt zelf ook niet meer durf te bellen.
'Mevrouw Theodora!', roept hij als ik het om vijf voor vier toch doe. Blijkbaar herkent hij mijn nummer al. 'De koppeling zit erop, maar nu lukt het niet met de handrem. Die onderdelen kunnen we nergens krijgen. Nu hebben we de handrem zelf maar bekleed (zegt hij 'bekleed'?) maar nu moeten we het bijvijlen en schuren tot het past. Het is heel zwaar werk. Bent u thuis nu? Ik bel u wel.'
Om kwart voor vijf belt hij inderdaad, dat Harm en hij nu allebei heel erg zete schouders hebben, dat ze de boel moeten afmelden en dat ze maandag met frisse moed en losse schouders weer verder gaan. Dus maandag einde dag is-ie klaar, probeer ik afsluitend concluderend. Het zou kunnen.
En daar draag ik straks als het meezit bijna een maandsalaris naar toe.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten