Ik ga op bezoek bij de kloosterboekhandel te Heeswijk om een artikel te maken. Ze zijn er bijzonder verheugd dat ik er ben en willen van alles vertellen.
De directeur leidt mij rond, hij vertelt dat zij Norbertijnen zijn, dat dat geen monniken zijn, maar kanunniken, of gewoon 'heren'. Wat is het verschil? Monniken zijn naar binnen gericht, legt hij uit, en kanunniken naar buiten. Wonen hier ook vrouwen, vraag ik. Néé! roept hij, met als ondertoon: Hoe kún je dat vragen? In de buurt van Harderwijk is toch een klooster van Norbertijnen waar zowel mannen als vrouwen wonen? breng ik voorzichtig in. Ik vind het al heel wat dat ik dat weet! Dat komt: Bobby logeerde daar ooit een week. Klokken en klepels, schudt de man zijn hoofd.
Dat blijft hangen. Hij heeft natuurlijk gelijk, maar toch ben ik een beetje beledigd. Mensen die in zekere religieuze of spirituele cirkels leven, of dat nou gereformeerd, katholiek of boeddhistisch is, hebben ieder een heel eigen referentiekader en taalgebruik dat de buitenwereld niet kent en begrijpt. Ze praten over ideeën, concepten, werkelijkheden, organisaties en inspiratoren met onnavolgbare namen. Als ik naar zo iemand geluisterd heb ga ik vaak een half uurtje googelen.
Wonderlijk genoeg beseffen zij zich niet dat zij onbegrijpelijke taal spreken.
Nu zwoeg ik op een wereldlijk stuk over die mooie kloosterboekhandels. Zo geschreven dat mijn antireligieuze lezers - die tegen alles van die zo verfoeide katholieke kerk zijn - niet afhaken. Als het me lukt zullen de geïnterviewden licht teleurgesteld en tros tegelijk zijn.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten