Om vier uur worden we naar beneden genood, eerder gedirigeerd. Vrij dwingend. In de vergaderzaal zitten we met zes, zeven collega's tamelijk onwillig, want er moet nog zoveel werk gebeuren en ik wil voor de files naar huis. Mijn hele systeem slaat ervan op tilt.
Een van de collega's heeft een man op bezoek die een muzikant rondrijdt, en die wil graag een liedje voor ons zingen en spelen. Ik snap niet wie de man is, en niet wie de zanger is. De zanger is Zuid-Afrikaans, eigenlijk Zimbabwaans, vertelt de man. In Zuid-Afrika is hij heel beroemd, en morgen treedt hij op in Club Dauphine in Amsterdam. En nu dan ven voor ons zevenen te Bunnik. Eén liedje maar.
Het is mooi. Hij zingt How fragile we are. Maar we zitten niet in de juiste mood. Het voelt raar, alsof het aan ons ligt dat we in ons hoofd geen ruimte hebben voor een liedje. Ik denk alleen maar: Ga weg! We voelen ons haast schuldig, maar we willen werken en/of weg. Als het liedje uit is klappen we natuurlijk wel, want dat het mooi is is ons niet ontgaan. Hoe heet je, vraag ik maar aan de muzikant, want zomaar weglopen is ook zo wat. Jeremy Olivier heet hij. En hoe laat treed je morgen op? Om half negen.
Pas tegen vijf uur lukt het me het pand te verlaten. Het regent erg. Bunnik staat vol auto's, want de A12 en de A27 staan helemaal vast. Waar ik langs moet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten