zaterdag 19 april 2008

Curriculum

Vaak vraag ik me af hoe het leven aan elkaar te denken. De jeugd onder een streng protestants regime op het grensvlak van Hondsrug en veenkoloniën, de letterenstudie in het hoge noorden in de hoogtijdagen van het feminisme, de werkloze jaren tachtig vervolgens, wat treuriger klinkt dan het was, en daarna de journalistieke carrière. En dan de significante omgevingen, de huizen, de werkkringen, de collegae, de vrienden die bleven, de vrienden die verdwenen, de liefdes, de reizen, de wendingen...

Vorig voorjaar ontmoette ik in de zeehaven van IJmuiden een vrouw die daar op een rijnaak woonde. Zij zei van beroep biograaf te zijn. Later bleek dat ze psychotherapeut was, maar dat ze dat liever niet mededeelde omdat mensen daar raar op reageren. Ik hunkerde van de weeromstuit naar een grondige biografische behandeling, als zij mijn leven voor mij oorzakelijk aan elkaar kon bedenken. Maar ja, haar werk was in Rotterdam.

Vanochtend heb ik een prachtige dichtbundel tot mij genomen: Koerikoeloem van Tjitske Jansen. Het boek zat al maanden in de tas met boeken die meegedongen hadden naar de titel Mooiste Boekomslag 2007. De tas van de prijsuitreiking. Dichteres Tjitske Jansen is van 1971, geboren in Barneveld of all places, werkte als marktkoopvrouw, serveerster, administratief medewerkster en kokshulp en volgde een beeldende kunst- en theateropleiding. Ze schrijft theaterteksten en poëzie.

De vraag hoe dat leven aan elkaar te schrijven moet ook haar bezig gehouden hebben. Dit is een prachtige weerslag. Bijzonder inspirerend. De uitgever noemt het een 'mozaiek vol herinneringen'. Ze laat het verleden botsen op het heden, schakelt moeiteloos tussen anti-aanbakpan en God. Elke zin is raak. Ik wil alles wel citeren.

Er was iemand die zei: 'Het gaat er niet om dat je alle filosofen kent, het gaat erom uit je impasse te raken en als je niet in een impasse zit, om dat zo te houden.'

Er was iemand die zei: 'Ja, net als vliegen, heel gemakkelijk, je hoeft er alleen maar voor te zorgen dat je de grond niet raakt.'

Er was mijn oma, de moeder van mijn moeder, die niet lang meer zou leven. Wij spraken elkaar aan de telefoon, wisten niet goed was ze tegen elkaar zouden zeggen. 'Ik moet ophangen,'zei ze na een tijdje. 'Lingo begint.'

En dat was bladzijde 1.

Er was de zwarte kanten bh en mijn nieuwsgierigheid wat ermee zou gebeuren als ik hem te heet streek. De bh maakte een knetterend geluid en bleef aan de onderkant van het strijkijzer plakken.

Er was, nadat ik boodschappen had gedaan, mijn vraag of ik een Mars mocht. Ik had vijf Marsen zien liggen in de kelderkast. Mijn tante zei dat er geen Marsen waren. En inderdaad lagen er geen Marsen meer in de kelderkast. In de korte tijd dat ik boodschappen had gedaan moet mijn tante ze alle vijf hebben opgegeten.

Dat was bladzijde 14.

Geen opmerkingen: