vrijdag 15 april 2016

Tripoli

Weer een boek uit: Vrouwen van de wind door Razan Al-Maghrabi, uitgegeven door De Geus. Te snel gelezen, want ik raakte er niet goed in en ik wilde het toch uit. Al-Maghrabi is een Libische auteur (v) die over het leven van een aantal vrouwen in een appartementencomplex in Tripoli schrijft en over migranten die via blijven of die daar naar Lampedusa willen. Het boek is uit 2010. In Nederland is het in 2015 verschenen. (Zonder WiFi is het moeilijk de feiten even te checken. Ik weet niet meer wanneer de zogenoemde Arabische Lente was. Was dat niet on 2011, 2012? Wanneer begon die uittocht vanuit Libië naar Lampedusa al veel langer gaande dan ik me besef.)

Het boek heeft prijzen gewonnen, wat ik niet zo goed snap behalve dat het een boek is van een Libische schrijfster over het leven in Tripoli en de migranten. Dat is extra belangrijk in een tijd waarin hele volken op drift zijn. Iemand die de mensen en getallen over wie wij dagelijkse rampen lezen een gezicht geeft. Dan gaat het over het Tripoli vóór de revolutie en voor de anarchie die daar nu heerst.

Ik vind het moeilijk te volgen, ik ontbeer structuur en focus, stuit steeds op veel herhaling en zie er de functie niet van. Er is een schrijfster die een boek wil schrijven maar dat niet kan. Ze heeft geen onderwerp en ze kan geen roman schrijven. (Hé). Er is een Marokkaanse huishoudster Bahiedja die voor diverse vrouwen in het complex het huis schoonmaakt. Zij heeft een negenjarig pleegkind Sarah op sleeptouw. Wat het verhaal is van dat kind wil ze niet vertellen. Er is een Irakese kapster Oem Farah van in de 50. Er is een Egyptische conciërge Rida (m) die alles van iedereen weet. En zijn diverse vrouwen die ik niet uit elkaar kan houden omdat het allemaal gaat over huwelijken, minnaars, eerste echtgenotes naast tweede echtgenotes, geheimen. Ze zijn al dan niet vriendinnen en praten met elkaar voortdurend over hun liefdes-avonturen. 

De Marokkaanse wil per se naar Europa en spaart en gaat. De stukken over haar overtocht naar Lampedusa, die ze samen doet met de Egyptische conciërge, in een veel te volle vissersboot is echt heftig. Dat wil je wél lezen.

De schrijfster geeft de Marokkaanse huishoudster een taperecorder mee me het verzoek al haar gedachten en belevenissen in te spreken. Uiteindelijk komt de echtgenoot van de schrijfster in een Frans hotel haar als kamermeisje tegen en geeft ze hem de taperecorder terug. 

Ooit in de jaren tachtig heb ik een Libanese schrijfster geïnterviewd, die geëmigreerd was naar Amerika. Ik vond dat een hele belevenis, vooral omdat ze zo beeldschoon was en zo hechtte aan de vrouwenwereld, waar je - zeker toen - afstand van probeerde te nemen en toegang te veroveren tot de professionele mannen-wereld. Dat zelfde ongemak voel ik nu een beetje bij het lezen van deze roman ook. Dat gekwebbel van die vrouwen. En ik vind het niet goed geschreven. En tegelijk besef ik dat ik volstrekt onbekend ben met Arabische literatuur.

Geen opmerkingen: