Ga ik een keer met de trein, want met de auto naar Antwerpen is ook een crime, krijg ik vanaf Rotterdam een Surinaamse jongeman naast die me de hele reis zit aan te glimmen en niet zo’n beetje ook. Steeds steekt hij zijn duim op om me te laten weten hoe geweldig hij mij vindt. Ik glimlach een keer terug, maar dat had ik waarschijnlijk beter niet kunnen doen.
Vlak voor Antwerpen begint hij een gesprek. Hij wil graag afspreken, samen oplopen. ‘Ik ben zó verliefd op u!’ ‘Ik vind u geweldig’. ‘U bent zó’n mooie vrouw.’ ‘Ik vind u zó lief!’ Het is allemaal op zich geen onwelkome tekst, maar waarom uit de mond van deze man?
‘Weet u de weg in Antwerpen?’ 'Zal ik met u meelopen?' ‘U wilt echt niet he?’
Had ik dan liever met de auto in de file bij Antwerpen gestaan?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten