zaterdag 15 december 2018

Otto

Ik kan maar niet bedenken waar ik de tekenaar Otto Dicke precies van ken, maar voor mijn gevoel ken ik zijn tekeningen, tekenstijl en handtekening al heel lang uit mijn hoofd. Het Dordrechts Museum heeft een tentoonstelling aan hem gewijd, vanwege zijn 100e geboortedag. Dicke (1918-1984) is ereburger van Dordrecht, samen met de dichter en vriend Cees Buddingh, ook Dordtenaar. Het is heel mooi stil trefzeker werk, of hij nu landschappen tekende, stadsgezichten, of mensen. Hij werkte bijna alleen zwart-wit. 

Vandaag geef ik mijzelf een dagje Dordrecht en de catalogus van de tentoonstelling cadeau. Daarin lees ik dat hij vanaf de jaren vijftig veel voor reclamebureaus werkte, en voor de VARA Radiogids, en dat hij boeken van Carmiggelt illustreerde. Zou Carmiggelt dan de connectie tussen Dicke en mij zijn?

‘Otto Dicke móest tekenen, altijd en overal. Het aangeboren talent drong zich dagelijks op, al van jongs af aan. ‘Een bio-psychisch proces’, noemde kunstcriticus Piet Begeer het eens. ‘Het tekenen is voor hem een natuurlijk middel om zich als kunstenaar te uiten. Het gaat hem even makkelijk af als lopen.’ 

In de mooie catalogus schrijft Dickes kleinzoon Matthijs Dicke een uitgebreide levensschets van zijn opa, directeur Kris Schiermeijer van het Japanmuseum SieboldHuis in Leiden schrijft over de verwantschap tussen de Japanse tekenaar Katsushika Hokusai en kunsthistoricus Mireille E. Cornelis gaat in op zijn werkwijze en artistieke zeggingskracht. 

Dicke werkte met rietpennen die hij zelf sneed. Hij liet zich inspireren door oude meesters,  en met name door Rembrandt. Vooral de leegte in Rembrandts landschapstekeningen sprak hem aan. Hij hield zich ver van avant-gardistische experimenten, al is in zijn landschappen ook af en toe een hijskraan, een lantaarnpaal of een auto te zien.

De tentoonstelling is in vier thema’s ingedeeld: Dordrecht, landschappen, menselijke figuren en Japan. Van Dordrecht zien we niet alleen mooie stadsgezichten en de havens, maar ook tekende hij veel afbraak van oude panden, waardoor een groot deel van het historisch centrum verloren ging. Zijn tekeningen waren een welgemeend protest tegen die sanering. 

De landschappen horen tot zijn meest persoonlijke werk. Tijdens zijn talrijke tekenreisjes in binnen- en buitenland vond hij de tijd, rust en vrijheid om te kijken. Vooral het oer-Hollandse polderlandschap van de Alblasserwaard en de Krimpenerwaard inspireerde hem.

In 1957 reisde hij naar Japan voor een opdracht voor de KLM. Hij bezocht steden en nartturgebieden, sportevenementen en tempels. Hij kwam met 150 tekeningen thuis. Hij vond er zichzelf opnieuw uit. De KLM had er één nodig. Japan betekende zijn doorbraak als kunstenaar.

Ook tekende hij eindeloos veel mensen. Zijn vrouw en kinderen fungeerden eindeloos als model, maar ook werkte hij veel met modellen. Zijn schetsen waren zoektochten naar de vorm. Een samenvattende werkwijze die ‘hinderlijke detaillering’ voorkomt.

De zoons van Otto Dicke hebben de laatste jaren al zijn tekeningen in kaart gebracht en deze tentoonstelling samengesteld. Op de site www.ottodicke.nl is het allemaal te bekijken en te koop.

Ergens doet het me denken aan de tekeningen van Frederick Franck, de grondlegger van het Zen-Zien-tekenen. Die zoekende lijn die al zoekende de essentie weet te vangen. Maar dit werk van Otto Dicke is ruwer van lijn en opzet. Ergens heeft het eenzelfde energie van innerlijke kracht en stilte, en van verbondenheid, maar dit vind ik veel sterker. Er is een boek van Frederik Franck in Parijs, maar ook een van Carmiggelt en Dicke in Parijs, zie ik nu.

Geen opmerkingen: