Na tweeënhalf uur roepen, rammelen, tjielpen, mauwen, na bij de buren briefjes verspreid te hebben, na de wanhoop nabij te zijn, zegt de boeddhistische buurvrouw opbeurend: 'Hij is vast van het balkon gevallen. Als het donker is en stil, dan komt-ie wel weer terug.' Zij heeft ervaring met van het balkon gevallen katten.
Ik loop maar weer een rondje, rammelend, mauwend, roepend. 'Róóie! Róóie!' Wat is het toch een idiote naam. Maar als ik 'Símba, Símba!' of 'Panthéra, Panthéra!' had lopen roepen was het even raar geweest. 'Véspa, Véspa!' klonk indertijd ook nergens naar.
Ik loop maar weer een rondje, rammelend, mauwend, roepend. 'Róóie! Róóie!' Wat is het toch een idiote naam. Maar als ik 'Símba, Símba!' of 'Panthéra, Panthéra!' had lopen roepen was het even raar geweest. 'Véspa, Véspa!' klonk indertijd ook nergens naar.
En dan, na tweeënhalf uur roepen en rammelen, hoor ik ineens zijn karakteristieke miemelige mauwtje, ergens in de bosjes. Onmiskenbaar. Heel zielig. Máuw?
Hij doet maar héél af en toe een mauwtje. Maar dat mauwtje beweegt niet. En zo stommel ik op het gehoor het struikgewas in, op het mauwtje af. En na een kwartier ofzo heb ik hem. Stijf van de stress.
In het donker in diep struikgewas een zwarte kat terugvinden, het is best knap.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten